24 juni 2021 21:36

Pigou-effect

Wat is het Pigou-effect?

Het Pigou-effect is een term in de economie die verwijst naar de relatie tussen consumptie, rijkdom, werkgelegenheid en productie tijdens periodes van deflatie. Door rijkdom te definiëren als de geldhoeveelheid gedeeld door de huidige prijsniveaus, stelt het Pigou-effect dat wanneer er sprake is van prijsdeflatie, de werkgelegenheid (en dus de output) zal toenemen als gevolg van een toename van de rijkdom (en dus de consumptie).

Als alternatief zullen met de inflatie van de prijzen de werkgelegenheid en de productie afnemen als gevolg van een afname van de consumptie. Het Pigou-effect wordt ook wel het “echte balanseffect” genoemd.

Belangrijkste leerpunten

  • Het Pigou-effect stelt dat een deflatie van de prijzen zal resulteren in een toename van werkgelegenheid en welvaart, waardoor de economie kan terugkeren naar haar “natuurlijke tarieven”.
  • Harvard-econoom Robert Barro heeft betoogd dat de regering geen “Pigou-effect” kan creëren door meer obligaties uit te geven.
  • Het “Pigou-effect” heeft een beperkte toepasbaarheid bij het verklaren van de deflatoire economie van Japan.

Inzicht in het Pigou-effect

Arthur Pigou, naar wie dit effect werd genoemd, pleitte tegen de keynesiaanse economische theorie door te beweren dat periodes van deflatie als gevolg van een afname van de totale vraag meer zelfcorrigerend zouden zijn. De deflatie zou een toename van de welvaart veroorzaken, waardoor de uitgaven zouden stijgen en zo de terugval van de vraag zou corrigeren.

Het Pigou-effect in de geschiedenis

Het Pigou-effect werd in 1943 bedacht door Arthur Cecil Pigou in “The Classical Stationary State”, een artikel in het  Economic Journal. In het stuk stelde hij de link tussen saldi en consumptie eerder voor, en Gottfried Haberler had een soortgelijk bezwaar gemaakt het jaar na de publicatie van de  General Theory.

In de traditie van de klassieke economie gaf Pigou de voorkeur aan het idee van ‘natuurlijke koersen’ waarnaar een economie normaal zou terugkeren, hoewel hij erkende dat plakkerige prijzen na een vraagschok nog steeds een terugkeer naar het natuurlijke productieniveau zouden kunnen voorkomen. Pigou zag het “Real Balance” -effect als een mechanisme om keynesiaanse en klassieke modellen te versmelten. In het “Real Balance” -effect resulteert een hogere koopkracht van geld in lagere overheids- en investeringsuitgaven.

Als het Pigou-effect echter altijd dominant zou werken in een economie, zou de verwachting zijn dat de nominale rentetarieven van bijna nul in Japan eerder een einde zouden maken aan de historische Japanse deflatie van de jaren negentig.

Een ander duidelijk bewijs tegen het Pigou-effect uit Japan kan de langdurige stagnatie van de consumptieve bestedingen zijn terwijl de prijzen daalden. Pigou zei dat dalende prijzen ervoor zouden moeten zorgen dat consumenten zich rijker voelen (en hun uitgaven verhogen), maar Japanse consumenten gaven er de voorkeur aan hun aankopen uit te stellen, in de verwachting dat de prijzen nog verder zouden dalen.

Overheidsschuld en het Pigou-effect

Robert Barro voerde aan dat als gevolg van  Ricardiaanse gelijkwaardigheid  in aanwezigheid van een legaatmotief, het publiek niet voor de gek gehouden kan worden door te denken dat ze rijker zijn dan wanneer de overheid obligaties aan hen uitgeeft. Dit komt doordat coupons voor staatsobligaties moeten worden betaald door toekomstige belastingen te verhogen. Barro voerde aan dat op micro-economisch niveau het subjectieve welvaartsniveau zou moeten worden verminderd door een deel van de schuld die door de nationale overheid wordt aangegaan.

Bijgevolg mogen obligaties niet worden beschouwd als onderdeel van het nettovermogen op macro-economisch niveau. Dit, zo betoogt hij, impliceert dat er voor een regering geen manier is om een ​​”Pigou-effect” te creëren door obligaties uit te geven, omdat het totale welvaartsniveau niet zal toenemen.