Constitutionele economie (CE)
Wat is constitutionele economie (CE)
Constitutionele economie is een tak van economie die zich richt op de economische analyse van het constitutionele recht van een staat. Mensen zien dit vakgebied vaak als iets anders dan meer traditionele vormen van economie, omdat het zich specifiek richt op de manieren waarop de constitutionele regels en het economisch beleid van een staat de economische rechten van zijn burgers ten goede komen en beperken.
Inzicht in constitutionele economie (CE)
Constitutionele economie ontstond in de jaren tachtig als een gebied van economische studie waarin de economische omstandigheden werden onderzocht zoals deze zijn geconstrueerd en beperkt binnen het kader van de grondwet van een staat. Grondwettelijke economische principes worden gebruikt om in te schatten hoe een land of politiek systeem economisch zal groeien, aangezien een grondwet de activiteiten beperkt waaraan individuen en bedrijven legaal kunnen deelnemen.
Hoewel de term voor het eerst werd bedacht door econoom Richard McKenzie in 1982, ontwikkelde een andere econoom, James M. Buchanan, het concept en hielp bij het vestigen van constitutionele economie als zijn eigen subdiscipline binnen de academische economie. In 1986 ontving Buchanan de Nobelprijs voor de economie voor het ontwikkelen van “de contractuele en constitutionele grondslagen voor de theorie van economische en politieke besluitvorming”.
Omdat constitutionele economie de manieren bestudeert waarop wettelijke kaders economische ontwikkeling beïnvloeden en beïnvloeden, wordt het veld vaak toegepast op ontwikkelingslanden en landen met veranderende politieke systemen.
De oorsprong van CE
Constitutionele economie wordt meestal gezien als een directe afstammeling van de theorie van de publieke keuze, die zijn oorsprong vindt in de 19e eeuw en zich bezighoudt met de manier waarop economische instrumenten politiek gedrag organiseren en beïnvloeden.
Een van de bepalende teksten van de publieke keuzetheorie,The Calculus of Consent: Logical Foundations of Constitutional Democracy, werd in 1962 gepubliceerd door James M. Buchanan en Gordon Tullock. Door Buchanan aangehaald als een ‘politiek zonder romantiek’, onderzoekt de publieke keuzetheorie de economische functies en spanningen tussen burgers, de overheid en de personen die de bestuursorganen vormen.
Zo zouden publieke keuze-economen de theoretische onderbouwing onderzoeken van de manieren waarop bestuursambtenaren hun posities gebruiken om hun eigen economische belangen op de voorgrond te plaatsen en tegelijkertijd doelen van algemeen belang na te streven. Principes van de publieke keuzetheorie worden vaak ingeroepen bij het uitleggen van de economische beslissingen van bestuursorganen die in strijd lijken te zijn met de wensen van een democratisch electoraat, zoals varkensvatenprojecten en de betrokkenheid van politieke lobbyisten.
Naast Buchanan hebben veel theoretici van de publieke keuze Nobelprijzen voor economie gekregen, waaronder George Stigler in 1982, Gary Becker in 1992, Vernon Smith in 2002 en Elinor Ostrom in 2009.456