25 juni 2021 5:18

Wie heeft de wet van vraag en aanbod ontdekt?

De wet van vraag en aanbod, die dicteert dat de beschikbaarheid en aantrekkingskracht van een product van invloed is op de prijs, heeft verschillende ontdekkers gehad. Maar het principe, een van de bekendste in de economie, werd op de markt opgemerkt lang voordat het in een gepubliceerd werk werd genoemd – of zelfs de naam kreeg.

John Locke

Filosoof John Locke wordt gecrediteerd voor een van de vroegste schriftelijke beschrijvingen van dit economische principe in zijn publicatie uit 1691, Some Considerations on the Consequences of the verlagen van rente en het verhogen van de waarde van geld. Locke behandelde het concept van vraag en aanbod als onderdeel van een discussie over rentetarieven in het 17e-eeuwse Engeland. Veel kooplieden wilden dat de overheid het plafond voor de rentetarieven van particuliere geldschieters verlaagde, zodat mensen meer geld konden lenen en zo meer goederen konden kopen. Locke voerde aan dat de vrijemarkteconomie tarieven zou moeten vaststellen omdat overheidsregulering onbedoelde gevolgen kan hebben. Als de kredietsector met rust werd gelaten, zouden de rentetarieven zichzelf reguleren, schreef Locke: “De prijs van een product stijgt of daalt, in verhouding tot het aantal kopers en verkopers.”

Sir James Steuart

Locke gebruikte de term ‘vraag en aanbod’ echter niet echt. Zijn eerste verschijning in druk kwam in 1767, met Sir James Steuart’s Inquiry into the Principles of Political Economy. Toen Steuart zijn verhandeling over politieke economie schreef, was een van zijn grootste zorgen de impact van vraag en aanbod op arbeiders. Steuart merkte op dat wanneer het aanbod hoger was dan de vraag, de prijzen aanzienlijk werden verlaagd, waardoor de door handelaren gerealiseerde winsten daalden. Toen kooplieden minder verdienden, konden ze het zich niet veroorloven om arbeiders te betalen, wat resulteerde in een hoge werkloosheid.

Adam Smith

economie genoemd, legde het concept van vraag en aanbod uit als een ‘ onzichtbare hand ‘ die van nature de economie leidt. Smith beschreef een samenleving waar bakkers en slagers producten leveren die individuen nodig hebben en willen, een aanbod bieden dat aan de vraag voldoet en een economie ontwikkelen waar iedereen baat bij heeft.

Alfred Marshall

Na de publicatie van Smith in 1776 ontwikkelde het gebied van de economie zich snel en werden verfijningen aangebracht in de wet op vraag en aanbod. In 1890 ontwikkelde de Principles of Economics van Alfred Marshall een vraag- en aanbodcurve die nog steeds wordt gebruikt om het punt te demonstreren waarop de markt in evenwicht is.

Een van Marshalls belangrijkste bijdragen aan de micro-economie was zijn introductie van het concept van prijselasticiteit van de vraag, dat onderzoekt hoe prijsveranderingen de vraag beïnvloeden. In theorie kopen mensen minder van een bepaald product als de prijs stijgt, maar Marshall merkte op dat dit gedrag in het echte leven niet altijd waar was. De prijzen van sommige goederen kunnen stijgen zonder de vraag te verminderen, wat betekent dat hun prijzen inelastisch zijn. Inelastische goederen bevatten meestal items zoals medicijnen of voedsel die consumenten als cruciaal beschouwen voor het dagelijks leven. Marshall voerde aan dat vraag en aanbod, productiekosten en prijselasticiteit allemaal samenwerken.