Verbruik Functie
Wat is de verbruiksfunctie?
De consumptiefunctie, of keynesiaanse consumptiefunctie, is een economische formule die de functionele relatie tussen de totale consumptie en het bruto nationaal inkomen weergeeft. Het werd geïntroduceerd door de Britse econoom John Maynard Keynes, die beweerde dat de functie zou kunnen worden gebruikt om de totale totale consumptie-uitgaven te volgen en te voorspellen.
Inzicht in de verbruiksfunctie
De klassieke consumptiefunctie suggereert dat de consumptieve bestedingen volledig worden bepaald door het inkomen en de inkomensveranderingen. Als dat waar is, zouden de totale besparingen proportioneel moeten toenemen naarmate het bruto binnenlands product (bbp) in de loop van de tijd groeit. Het idee is om een wiskundige relatie te creëren tussen het beschikbare inkomen en de consumptieve bestedingen, maar alleen op geaggregeerd niveau.
De stabiliteit van de consumptiefunctie, gedeeltelijk gebaseerd op Keynes ‘psychologische consumptiewet, vooral in tegenstelling tot de vluchtigheid van investeringen, is een hoeksteen van de keynesiaanse macro-economische theorie. De meeste post-keynesianen geven toe dat de consumptiefunctie op de lange termijn niet stabiel is, aangezien consumptiepatronen veranderen naarmate het inkomen stijgt.
Berekening van de verbruiksfunctie
De verbruiksfunctie wordt weergegeven als:
Veronderstellingen en implicaties
Veel van de keynesiaanse doctrine draait om de frequentie waarmee een bepaalde bevolking nieuwe inkomsten uitgeeft of spaart. De vermenigvuldigingsfactor, de consumptiefunctie en de marginale neiging om te consumeren zijn stuk voor stuk cruciaal voor Keynes ‘focus op uitgaven en de totale vraag.
De consumptiefunctie wordt verondersteld stabiel en statisch te zijn; alle uitgaven worden passief bepaald door het niveau van het nationaal inkomen. Hetzelfde geldt niet voor sparen, dat Keynes ‘investeringen’ noemde, niet te verwarren met overheidsuitgaven, een ander concept dat Keynes vaak definieerde als investeringen.
Wil het model geldig zijn, dan moeten de consumptiefunctie en de onafhankelijke investeringen lang genoeg constant blijven om het nationale inkomen in evenwicht te brengen. Bij evenwicht komen zakelijke verwachtingen en consumentenverwachtingen overeen. Een mogelijk probleem is dat de consumptiefunctie veranderingen in de verdeling van inkomen en vermogen niet aankan. Wanneer deze veranderen, geldt dat ook voor de autonome consumptie en de marginale neiging om te consumeren.
Andere versies
In de loop van de tijd hebben andere economen aanpassingen gedaan aan de keynesiaanse consumptiefunctie. Variabelen zoals onzekerheid over de werkgelegenheid, kredietlimieten of zelfs de levensverwachting kunnen worden opgenomen om de oudere, ruwere functie te wijzigen.
Veel standaardmodellen komen bijvoorbeeld voort uit de zogenaamde ‘levenscyclus’-theorie van consumentengedrag, zoals ontwikkeld door Franco Modigliani. Zijn model maakte aanpassingen op basis van hoe inkomen en liquide kassaldi de marginale neiging tot consumeren van een persoon beïnvloeden. Deze hypothese stelde dat armere individuen waarschijnlijk meer nieuw inkomen uitgeven dan vermogende individuen.
Milton Friedman bood zijn eigen eenvoudige versie van de consumptiefunctie aan, die hij de ‘hypothese van een permanent inkomen’ noemde. Met name het Friedman-model maakte onderscheid tussen vast en tijdelijk inkomen. Het verlengde ook Modigliani’s gebruik van de levensverwachting tot in het oneindige.
Meer geavanceerde functies kunnen zelfs het beschikbare inkomen vervangen, waarbij rekening wordt gehouden met belastingen, overdrachten en andere bronnen van inkomsten. Toch komen de meeste empirische tests niet overeen met de voorspellingen van de consumptiefunctie. Statistieken tonen frequente en soms dramatische aanpassingen in de verbruiksfunctie.