Eurozone
Wat is de eurozone?
De eurozone, officieel bekend als de eurozone, is een geografische en economische regio die bestaat uit alle landen van de Europese Unie die de euro volledig hebben opgenomenals hun nationale munteenheid. Vanaf augustus 2020 bestaat de eurozone uit 19 landen in de Europese Unie (EU): Oostenrijk, België, Cyprus, Estland, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Portugal, Slowakije, Slovenië en Spanje. In de eurozone wonen ongeveer 340 miljoen mensen.
Belangrijkste leerpunten
- De eurozone verwijst naar een economische en geografische regio die bestaat uit alle landen van de Europese Unie (EU) die de euro als nationale munteenheid hebben.
- In 1992 creëerde het Verdrag van Maastricht de EU en maakte het de weg vrij voor de vorming van een gemeenschappelijke economische en monetaire unie, bestaande uit een centraal banksysteem, een gemeenschappelijke munteenheid en een gemeenschappelijke economische regio, de eurozone.
- De eurozone bestaat uit de volgende 19 landen in de EU: Oostenrijk, België, Cyprus, Estland, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Portugal, Slowakije, Slovenië en Spanje.
- Niet alle landen van de Europese Unie nemen deel aan de eurozone; sommigen kiezen ervoor om hun eigen munteenheid te gebruiken en hun financiële onafhankelijkheid te behouden.
- Landen van de Europese Unie die besluiten om aan de eurozone deel te nemen, moeten voldoen aan eisen op het gebied van prijsstabiliteit, gezonde overheidsfinanciën, duurzame convergentie en wisselkoersstabiliteit.
Inzicht in de eurozone
De eurozone is een van de grootste economische regio’s ter wereld en de munteenheid, de euro, wordt in vergelijking met andere als een van de meest liquide beschouwd. De valuta van deze regio blijft zich in de loop van de tijd ontwikkelen en neemt een prominentere positie in de reserves van veel centrale banken in. Het wordt vaak als voorbeeld gebruikt bij het bestuderen van trilemma’s, een economische theorie die stelt dat landen drie opties hebben bij het nemen van beslissingen over hun internationale monetaire beleid.
Geschiedenis van de eurozone
In 1992 ondertekenden de landen van de Europese Gemeenschap (EG) het Verdrag van Maastricht, waarmee ze de EU creëerden. De oprichting van de EU had een paar gebieden met een grote impact: het bevorderde in het algemeen meer coördinatie en samenwerking op het gebied van beleid, maar het had specifieke effecten op het burgerschap, het veiligheids- en defensiebeleid en het economisch beleid.
Wat het economisch beleid betreft, had het Verdrag van Maastricht tot doel een gemeenschappelijke economische en monetaire unie tot stand te brengen, met een centraal banksysteem – de Europese Centrale Bank (ECB) – en een gemeenschappelijke munteenheid (de euro).
Om dit te doen, riep het verdrag op tot vrij verkeer van kapitaal tussen de lidstaten, dat vervolgens uitgroeide tot meer samenwerking tussen nationale centrale banken en een grotere afstemming van het economisch beleid tussen de lidstaten. De laatste stap was de introductie van de euro zelf, samen met de implementatie van een uniek monetair beleid van de ECB.
Speciale overwegingen
Om verschillende redenen zijn niet alle EU-landen lid van de eurozone. Denemarken heeft ervoor gekozen om niet mee te doen, hoewel het dit in de toekomst kan doen. Sommige EU-landen voldoen nog niet aan de voorwaarden om tot de eurozone toe te treden. Andere landen kiezen ervoor om hun eigen valuta te gebruiken als een manier om hun financiële onafhankelijkheid te behouden met betrekking tot belangrijke economische en monetaire kwesties.
Sommige landen die geen EU-land zijn, hebben de euro als nationale munteenheid aangenomen. Vaticaanstad, Andorra, Monaco en San Marino hebben monetaire overeenkomsten met de EU waardoor ze onder bepaalde beperkingen hun eigen eurovaluta kunnen uitgeven.
Vereisten voor toetreding tot de eurozone
Om lid te worden van de eurozone en de euro als munteenheid te gebruiken, moeten EU-landen voldoen aan bepaalde convergentiecriteria of -vereisten. De criteria bestaan uit vier macro-economische indicatoren die gericht zijn op prijsstabiliteit, gezonde en houdbare overheidsfinanciën, de duurzaamheid van convergentie en wisselkoersstabiliteit.
Wil een EU-land prijsstabiliteit aantonen, dan moet het een duurzame prijsprestatie en een gemiddelde inflatie hebben die niet meer dan 1,5 procentpunt boven het percentage van de drie best presterende lidstaten ligt. Om gezonde overheidsfinanciën aan te tonen, worden de tekorten en schulden van de overheid herzien en moet worden aangetoond dat de overheid niet onder buitensporige tekortdruk staat.
De duurzaamheid van convergentie van een land wordt beoordeeld aan de hand van de langetermijnrentetarieven, die niet meer dan 2 procentpunten hoger mogen zijn dan het tarief van de drie best presterende lidstaten op het gebied van prijsstabiliteit. Ten slotte moet de natie blijk geven van wisselkoersstabiliteit doorgedurende ten minste twee jaardeel te nemen aan het wisselkoersmechanisme (ERM) II zonder ernstige spanningen en zonder te devalueren ten opzichte van de euro.