Externe effecten meten
In de economie wordt een effecten kort en bondig te meten als verlies of winst. Dit gebeurt als gevolg van verschillen tussen sociale en individuele marginale kosten- of batencurves.
Het overschakelen van theorie naar praktijk levert echter problemen op bij het inschatten van het effect van externe effecten, aangezien deze soms onbekend zijn.
Externe effecten in theorie meten
In theoretische evenwichtsmodellen gebruiken economen marginale baten (MB) en marginale kosten (MC) curves om de externe effecten te berekenen. Sta eens stil bij een positief uiterlijk waarbij iemand zijn handen twee keer per dag wast om de verspreiding van een infectie te helpen voorkomen. Meer dan twee keer handen wassen is individueel duur (tijd, meer zeep), maar de samenleving profiteert van minder blootstelling aan virussen en bacteriën. In dit geval is het voordeel voor de persoon minder dan het voordeel voor de samenleving, en is de MB-curve (of de vraagcurve) van de persoon kleiner dan de MB-curve van de samenleving.
De positieve externaliteit wordt dan gemeten als het dode gewichtsverliesgebied boven de individuele MC-curve en onder de maatschappij-MB-curve beperkt door de verticale lijn die door een evenwichtsgrootheid voor de persoon gaat. Voor de negatieve externaliteit is dezelfde meettechniek van toepassing, behalve dat de MC-curve van de samenleving groter is dan de individuele MC-curve.
Externe effecten in de werkelijkheid meten
Voor het meten van externe effecten kunnen economen gebruikmaken van kwantitatieve methoden (kosten van schade, kosten van controle), kwalitatieve methoden (kwalitatieve behandeling) of hybride methoden (weging en rangschikking).
Kwantitatieve methoden
Het schatten van externe effecten in de praktijk is veel moeilijker dan in theorie, aangezien de curven van de marginale kosten en de marginale baten niet vaak volledig worden waargenomen en aangezien het proces van schattingen kan worden aangepakt met uitdagende statistische problemen. Soms is de volledige omvang van het effect van externe effecten niet bekend. De twee prominente kwantitatieve methoden die door economen worden gebruikt om externe effecten te beoordelen, zijn de kosten van schade en de kosten van controle.
In het geval van een olievlek, bijvoorbeeld, worden de kosten van de schade-methode een bedrag toegevoegd aan de kosten van het opruimen die nodig zijn om de vervuiling op te ruimen en de habitat in zijn oorspronkelijke staat te herstellen. Aan de andere kant gebruikt de controlekostenmethode de kosten van het beheersen van de externaliteit als een maatstaf voor de schade die daaruit kan voortvloeien.
Kwalitatieve methoden
De kwalitatieve methode voor het beoordelen van externe effecten die veel door milieuactivisten wordt gebruikt, wordt kwalitatieve behandeling genoemd. Deze methode plaatst geen cijfers achter externe effecten, maar geeft eerder de mate van impact aan die een bepaalde gebeurtenis heeft op het milieu, zoals geen impact, matige impact of een significante impact.
Hybride methoden
Er is een wegings- en rangschikkingsmethode ontwikkeld die een hybride is tussen kwalitatieve en kwantitatieve methoden. Deze methode kent gewichten en rangschikkingen toe aan externe factoren om hun impact te evalueren en wordt vaak gebruikt door nutsbedrijven.
Het komt neer op
Elke methode heeft voor- en nadelen. Kwantitatieve methoden zijn bijvoorbeeld handig omdat ze een geschat aantal op externaliteit zetten, maar een gebrek aan gegevens is de grootste belemmering voor het gebruik van kwantitatieve methoden. Kwalitatieve methoden zijn daarentegen zeer flexibel en adaptief, maar ze lijden onder de subjectiviteit van een beslisser die de impact inschat. Ten slotte proberen hybride methoden de andere twee categorieën in evenwicht te brengen, waarbij ze zowel hun voor- als nadelen erven.