Hoe draagt een monopolie bij tot marktfalen?
Volgens de algemene evenwichtseconomie is een vrije markt een efficiënte manier om goederen en diensten te distribueren, terwijl een monopolie inefficiënt is. Inefficiënte distributie van goederen en diensten is per definitie een marktfalen.
Op een vrije markt worden de prijzen van goederen en diensten bepaald door open concurrentie. Producenten verhogen of verlagen hun productie afhankelijk van de vraag van de consument.
Belangrijkste leerpunten
- Sommige moderne economen beweren dat een monopolie per definitie een inefficiënte manier is om goederen en diensten te distribueren.
- Deze theorie suggereert dat het het evenwicht tussen producent en consument belemmert, wat leidt tot tekorten en hoge prijzen.
- Andere economen beweren dat alleen overheidsmonopolies marktfalen veroorzaken.
In een monopolie controleert één leverancier de volledige levering van een product. Hierdoor ontstaat een starre vraagcurve. Dat wil zeggen, de vraag naar het product blijft relatief stabiel, ongeacht hoe hoog (of laag) de prijs gaat. Het aanbod kan worden beperkt om de prijzen hoog te houden. Dit leidt tot ondervoorziening of schaarste.
Dus, volgens de algemene evenwichtseconomie, kan een monopolie leiden tot deadweight loss, of een gebrek aan evenwicht tussen vraag en aanbod.
Perfecte competitie
In de theoretische economie kan onderprovisie of schaarste niet meten met het concept van perfecte concurrentie, dat zou kunnen worden omschreven als een machtsevenwicht tussen koper en verkoper. Concurrentiedruk houdt de prijzen “normaal”, waarbij de vraag van de consument naar het product of de dienst die norm vaststelt. De vraagcurve is elastisch, stijgt of daalt als reactie op de prijs.
Algemene evenwichtseconomie is een 20e-eeuwse neoklassieke theorie die een specifiek, weliswaar onrealistisch idee beschrijft van perfect concurrerende markten. De klassieke monopolietheorie werd opgericht – en wordt normaal gesproken nog steeds besproken – in deze traditie.
Het perfecte competitiemodel wordt bekritiseerd als onrealistisch en onhaalbaar.
Volgens deze theorie ontstaat marktfalen wanneer de macht in te weinig handen wordt geconcentreerd. Een monopolie is een enkele aanbieder van een product of dienst. Een monopsonie is een enkele koper van een product of dienst. Een gekarteliseerd oligopolie bestaat uit een paar grote aanbieders die afspreken niet rechtstreeks te concurreren. Een natuurlijk monopolie is een ongebruikelijke kostenstructuur die leidt tot efficiënte controle door één enkele entiteit.
In de echte wereld vallen al deze variaties in grote lijnen onder het concept van monopolie. De zorg is dat een monopolie van zijn positie zal profiteren om consumenten te dwingen prijzen te betalen die hoger zijn dan het evenwicht.
Tegengestelde zienswijzen
Veel economen betwisten de theoretische geldigheid van algemene evenwichtseconomie vanwege de hoogst onrealistische aannames in modellen van perfecte concurrentie. Sommige van deze kritiek strekt zich ook uit tot de moderne aanpassing, het dynamische stochastische algemene evenwicht.
Milton Friedman, Joseph Schumpeter, Mark Hendrickson en andere economen hebben gesuggereerd dat de enige monopolies die marktfalen veroorzaken, door de overheid worden beschermd.
Het juridische monopolie
Een politiek of wettelijk monopolie kan daarentegen monopolieprijzen vragen omdat de staat barrières heeft opgeworpen tegen de concurrentie. Deze vorm van monopolie vormde de basis van het mercantilistische economische systeem in de 16e en 17e eeuw.
Moderne voorbeelden van dergelijke monopolies bestaan tot op zekere hoogte in de sectoren nutsbedrijven en onderwijs.