Wat is het verschil tussen de Sharpe-ratio en alfa?
Het meten van risico is een belangrijk onderdeel van evaluatie bij beleggen. Er zijn nauwelijks risicovrije activaklassen, dus het is van cruciaal belang om te weten hoe u het inherente risico van een belegging kunt inschatten. Twee veel voorkomende risicometingen in de moderne portefeuilletheorie, of MPT, toegepast op zowel individuele aandelen- als beleggingsfondsenanalyse zijn de Sharpe-ratio en alfa. Deze statistische maatstaven kunnen historische volatiliteit aantonen, waardoor beleggers kunnen bepalen welke aandelen en fondsen goed passen bij hun beleggingsrisicotolerantie.
De Sharpe-ratio is een voor risico gecorrigeerde rendementsmaatstaf ontwikkeld door econoom William Sharpe. Het wordt berekend door het risicovrije rendement, gedefinieerd als een Amerikaanse staatsobligatie, af te trekken van het rendement van de belegging en vervolgens te delen door de standaarddeviatie van het rendement van de belegging. Voor beleggers illustreert de Sharpe-ratio hoe een beleggingsfonds zijn rendement behaalt. Het is op deze manier nuttig om fondsen met vergelijkbare historische rendementen te vergelijken. Als fonds A en fonds B bijvoorbeeld beide een 10-jaars rendement van 5% hebben, en fonds A een Sharpe-ratio van 1,40 heeft en fonds B een Sharpe-ratio van 1,25, kiest de conservatieve belegger voor fonds A, omdat een hogere Sharpe-ratio duidt op een hoger risicogecorrigeerd rendement.
Alpha biedt ook een manier om het rendement te meten op een voor risico gecorrigeerde basis, maar past de meting toe in relatie tot een benchmark om de prestaties te meten. Voor beleggers die op zoek zijn naar een belegging die nauw aansluit bij de prestaties van een gekozen benchmark, is alfa het cijfer dat moet worden beoordeeld. Een alfa gelijk aan 1,0 geeft aan dat het fonds de benchmark met 1% heeft verslagen, dus hoe hoger de alfa, hoe beter. Als het fonds vergelijkbare beleggingen aanhoudt als de benchmark, geeft een positieve alfa de waarde van de fondsbeheerder aan.