25 juni 2021 4:41

Een korte geschiedenis van de markteconomie

Het vrijemarktsysteem beschreef een economie waarin mensen vrijwillig met elkaar handel drijven en waarin vraag en aanbod naar producten en diensten leiden tot een ‘onzichtbare hand’ die orde schept. Een puur vrije markt kent weinig tot geen overheidsingrijpen of regulering, en individuen en bedrijven zijn vrij om te doen wat ze willen (economisch).

De markteconomie bestaat in verschillende vormen sinds mensen met elkaar handel drijven. Vrije markten ontstonden als een natuurlijk proces van sociale coördinatie, vergelijkbaar met taal. Geen enkele intellectuele uitgevonden vrijwillige ruil of privé- eigendomsrechten; geen enkele regering heeft het concept ontwikkeld of het eerste gebruik van geld als ruilmiddel geïmplementeerd.

Belangrijkste leerpunten

  • Een vrije markt is er een waar vrijwillige ruil en de wetten van vraag en aanbod de enige basis vormen voor het economische systeem, zonder tussenkomst van de overheid.
  • Een belangrijk kenmerk van vrije markten is de afwezigheid van gedwongen (gedwongen) transacties of transactievoorwaarden.
  • Niemand heeft de vrije markt uitgevonden; het is organisch ontstaan ​​als een sociale instelling voor handel en commercie.
  • Terwijl voorstanders van vrijhandel afkeurend zijn voor overheidsingrijpen en regulering, hebben bepaalde juridische kaders, zoals privé-eigendomsrechten, beperkte aansprakelijkheid en faillissementswetten, geholpen om mondiale vrije markten te stimuleren.

Waar kwam de vrije markt vandaan?

Zelfs zonder geld handelden mensen met elkaar. Het bewijs hiervan gaat veel langer terug dan de geschreven geschiedenis kan verklaren. De handel was aanvankelijk informeel, maar de economische deelnemers realiseerden zich uiteindelijk dat een monetair ruilmiddel deze voordelige transacties zou helpen vergemakkelijken.

De oudst bekende ruilmiddelen waren landbouw – zoals graan of vee (of schulden in verband met gran of vee) – waarschijnlijk al tussen 9000 en 6000 v. Chr. Pas rond 1000 v. Chr. Werden metalen munten geslagen in China en Mesopotamië. en werd het eerste bekende voorbeeld van een goed dat alleen als geld functioneerde.

Hoewel er aanwijzingen zijn voor banksystemen in het vroege Mesopotamië, zou het concept pas in de 15e eeuw in Europa opduiken. Dit gebeurde niet zonder significante weerstand; de kerk veroordeelde aanvankelijk woeker. Langzaam daarna begonnen kooplieden en rijke ontdekkingsreizigers de opvattingen van zaken en ondernemerschap te veranderen.

Twee pijlers

Er zijn twee pijlers van de markteconomie: vrijwillige ruil en privé-eigendom. Het is mogelijk dat handel plaatsvindt zonder het een of het ander, maar dat zou geen markteconomie zijn – het zou een gecentraliseerde economie zijn.

Privé-eigendom bestond al lang vóór de geschreven geschiedenis, maar belangrijke intellectuele argumenten ten gunste van een privé-systeem van eigendom van de productiemiddelen zouden pas worden aangevoerd door John Locke in de 17e en 18e eeuw.

Vrije markten versus kapitalisme

Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen vrije markten en kapitalisme. Kapitalisme is een economisch systeem van hoe goederen worden geproduceerd – waar bedrijfseigenaren en investeerders (de kapitalisten) de productie organiseren in een gecentraliseerde entiteit, zoals een bedrijf of corporatie of fabriek, en deze kapitalisten bezitten alle instrumenten en middelen voor de productie, de onroerend goed, de grondstoffen, de afgewerkte producten en de winsten.

Kapitalisten nemen op hun beurt werknemers in dienst als arbeid in ruil voor salarissen of lonen. Arbeid bezit geen gereedschap, grondstoffen, afgewerkte producten of winsten – ze werken alleen voor een loon.

Een vrije markt daarentegen is een systeem van economische distributie. Het bepaalt, door de wetten van vraag en aanbod, wie wat krijgt en hoeveel ervan in een economie.

Weerstand tegen markten

De meeste vorderingen in vrijemarktpraktijken stuitten op weerstand door een centrale autoriteit en bestaande culturele elites. De natuurlijke neiging tot specialisatie en arbeidsverdeling druiste in tegen het kastenstelsel in het feodale Europa en India.

Massaproductie en fabriekswerk werden uitgedaagd door politiek verbonden gildeleden. De technologische verandering werd tussen 1811 en 1817 op beroemde wijze aangevallen door Luddites. Karl Marx was van mening dat de staat alle particuliere eigendom van de productiemiddelen moest wegnemen.

De planning van de centrale overheid en de overheid zijn door de geschiedenis heen de belangrijkste uitdagingen geweest voor de markteconomie. In de hedendaagse taal wordt dit vaak gepresenteerd als socialisme versus kapitalisme. Hoewel er technisch onderscheid kan worden gemaakt tussen gangbare interpretaties van deze woorden en hun werkelijke betekenis, vertegenwoordigen ze de moderne manifestaties van een eeuwenoud conflict: particuliere, vrijwillige markten tegen staatscontrole.

Bijna alle moderne economen zijn het erover eens dat de markteconomie productiever is en efficiënter werkt dan centraal geplande regeringen. Toch is er nog veel discussie over het juiste evenwicht tussen vrijheid en overheidscontrole in economische aangelegenheden.