24 juni 2021 11:58

Denationalisering

Wat is denationalisatie?

Denationalisering, een vorm van privatisering, vindt plaats wanneer een nationale overheid een actief of een operatie, zoals een groot overheidsbedrijf, aan particuliere investeerders verkoopt.

Belangrijkste leerpunten

  • Denationalisering beschrijft het proces waarmee een stuk eigendom, project of bedrijf van eigendom van een nationale overheid naar privébezit gaat.
  • Deze vorm van privatisering wordt ingegeven door inspanningen om overheidsgeld te besparen en de efficiëntie te vergroten, waarbij particuliere bedrijven geacht worden goederen en kapitaal sneller en efficiënter te kunnen verplaatsen.
  • Staatsbedrijven die zijn gedenationaliseerd, zijn onder meer banken, postdiensten, nutsbedrijven, communicatie- en transportbedrijven.

Hoe denationalisatie werkt

Denationalisering is het proces waarbij een actief wordt overgedragen van openbaar eigendom – met name eigendom van een nationale overheid – naar particulier bezit en exploitatie. De term is in grote lijnen synoniem met privatisering, hoewel “privatisering” ook zou kunnen gelden voor eigendom door een lokale, staats- of provinciale overheid, in welk geval “denationalisatie” geen strikt nauwkeurige beschrijving zou zijn.

Meestal vindt denationalisatie plaats wanneer een overheid een controlerend belang van een staatsbedrijf – vaak in de energie, bank, telecommunicatie- of transportsector – verkoopt aan particuliere investeerders.

Redenen voor denationalisatie

De grondgedachte voor een bepaalde denationalisatie hangt af van het bedrijf en het land, maar er zijn enkele algemene thema’s van toepassing. Staatsbedrijven zijn vaak niet concurrerend. Soms wordt hun management sterk beïnvloed door politici, die al dan niet zakelijke ervaring hebben en die waarschijnlijk eerder gericht zijn op politieke dan op zakelijke doelen.

Een staatsbedrijf kan bijvoorbeeld grote aantallen onnodig personeel inhuren als een vorm van politiek mecenaat. Als het een bank is, kan deze om vrijwel dezelfde reden onrendabel lenen. Regeringen zijn misschien niet bereid om een ​​staatsbedrijf te laten mislukken, dus het kan voor onbepaalde tijd onder een groeiende schuldenlast blijven werken. Aangezien staatsbedrijven vaak monopolies zijn, kunnen ze de consumenten schaden, zelfs als ze relatief goed worden beheerd. 

Tegelijkertijd beweren critici van denationalisatie dat privébelangen vaak winst nastreven ten koste van het algehele welzijn van de samenleving, wat schadelijk kan zijn als het bedrijf een essentieel goed of dienst levert, zoals energie, transport of telefoondiensten. Privatisering nee-zeggers zijn van mening dat benodigdheden als elektriciteit, water en scholen niet kwetsbaar moeten zijn voor marktkrachten of gedreven door winst. In bepaalde staten en gemeenten worden slijterijen en andere niet-essentiële bedrijven gerund door publieke sectoren als inkomstengenererende activiteiten.

Voorbeelden van denationalisatie

Een aantal landen heeft de afgelopen decennia bedrijven en andere activa afgestoten. Het VK heeft zijn spoorwegen gedenationaliseerd van 1994 tot 1997.  Japan is bezig met het denationaliseren van Japan Post.  Mexico – dat in 1938 alle buitenlandse oliemaatschappijen, faciliteiten en reserves onteigende – stelde de sector in 2013 weer open voor particuliere investeringen, hoewel het voormalige monopolie Pemex in handen van de staat blijft.  Saudi-Arabië overweegt om een ​​deel van de oliemaatschappij van het koninkrijk, Saudi Aramco, op een internationale beurs tedrijven, hoewel de regering van plan is de grote meerderheid van de aandelen in handen te houden.