Relatieve koopkrachtpariteit (RPPP)
Relatieve koopkrachtpariteit (RPPP) is een uitbreiding van de traditionele koopkrachtpariteitstheorie (PPP) met veranderingen in inflatie in de loop van de tijd. Koopkracht is de kracht van geld uitgedrukt door het aantal goederen of diensten dat een eenheid kan kopen, en die kan worden verminderd door inflatie. RPPP suggereert dat landen met hogere inflatiecijfers een gedevalueerde valuta zullen hebben.
Belangrijkste leerpunten
- Relatieve koopkrachtpariteit (RPPP) is een economische theorie die stelt dat wisselkoersen en inflatiepercentages (prijsniveaus) in twee landen in de loop van de tijd gelijk zouden moeten zijn.
- Relatieve PPP is een uitbreiding van absolute PPP in die zin dat het een dynamische (in tegenstelling tot statische) versie van PPP is.
- Hoewel PPP nuttig is om de macro-economie in theorie te begrijpen, lijkt RPPP in de praktijk niet te gelden voor een korte tijdshorizon.
Inzicht in relatieve koopkrachtpariteit (RPPP)
Volgens de relatieve koopkrachtpariteit (RPPP) zal het verschil tussen de inflatiepercentages van de twee landen en de kosten van grondstoffen veranderingen in de wisselkoers tussen de twee landen veroorzaken. RPPP breidt het idee van koopkrachtpariteit uit en vormt een aanvulling op de theorie van absolute koopkrachtpariteit (APPP). Het APPP-concept verklaart dat de wisselkoers tussen de twee landen gelijk zal zijn aan de verhouding tussen de prijsniveaus voor die twee landen.
De relatieve versie van PPP wordt berekend met de volgende formule:
Koopkrachtpariteit in theorie
Koopkrachtpariteit (PPP) is het idee dat goederen in het ene land hetzelfde zullen kosten in een ander land, zodra hun wisselkoers is toegepast. Volgens deze theorie zijn twee valuta ’s gelijk wanneer een marktkorf met goederen in beide landen hetzelfde wordt gewaardeerd. De vergelijking van prijzen van identieke artikelen in verschillende landen zal het PPP-tarief bepalen. Een exacte vergelijking is echter moeilijk vanwege verschillen in productkwaliteit, consumentengedrag en economische omstandigheden in elk land. Ook koopkrachtpariteit is een theoretisch concept dat in de echte wereld misschien niet waar is, vooral niet op korte termijn.
Empirisch bewijs heeft aangetoond dat voor veel goederen en goederenmanden PPP op korte termijn niet wordt waargenomen en dat er onzekerheid bestaat over de vraag of dit op de lange termijn van toepassing is.
Dynamiek van relatieve PPP
RPPP is in wezen een dynamische vorm van PPP, aangezien het de verandering in de inflatiecijfers van twee landen relateert aan de verandering in hun wisselkoers. De theorie stelt dat inflatie de werkelijke koopkracht van de munteenheid van een land zal verminderen. Dus als een land een jaarlijkse inflatie van 10% heeft, kan de valuta van dat land aan het einde van een jaar 10% minder echte goederen kopen.
RPPP vormt ook een aanvulling op de theorie van absolute koopkrachtpariteit (APPP), die stelt dat de wisselkoers tussen twee landen identiek zal zijn aan de verhouding tussen de prijsniveaus voor die twee landen. Dit concept komt voort uit een basisidee dat bekend staat als de wet van één prijs. Deze theorie stelt dat de werkelijke kosten van een goed in alle landen hetzelfde moeten zijn, na afweging van de wisselkoers.
Voorbeeld van relatieve koopkrachtpariteit
Stel dat de inflatie het komend jaar ervoor zorgt dat de gemiddelde prijzen voor goederen in de VS met 3% stijgen. In dezelfde periode stegen de prijzen voor producten in Mexico met 6%. We kunnen zeggen dat Mexico een hogere inflatie heeft gehad dan de VS, aangezien de prijzen daar met drie punten sneller zijn gestegen.
Volgens het concept van relatieve koopkrachtpariteit zal dat driepuntsverschil leiden tot een driepuntswijziging in de wisselkoers tussen de VS en Mexico. We kunnen dus verwachten dat de Mexicaanse peso met 3% per jaar in waarde zal dalen, of dat de Amerikaanse dollar met 3% per jaar in waarde zal stijgen.