25 juni 2021 4:45

Met welke macro-economische problemen worden beleidsmakers het vaakst geconfronteerd?

Macroeconomie richt zich op grootschalige economische factoren die de totale bevolking beïnvloeden. Beleidsmakers moeten daarom macro-economische beslissingen nemen, zoals het bepalen van rentetarieven en het in evenwicht brengen van de inflatie van een land met zowel zijn handel als de wisselkoers. Het scheppen van financiële voorwaarden die een toename van de investeringen van de particuliere sector mogelijk maken, helpt beleidsmakers ook om de economische groei te vergroten en tegelijkertijd de armoede te verminderen. Beleidsmakers moeten rekening houden met tal van factoren bij het aanpakken van brede problemen zoals werkloosheid, inflatie en het huidige bruto binnenlands product (bbp) van een land.

Filosofieën over het bereiken van groei en een gezonde economie lopen uiteen. Keynesiaans economisch beleid beveelt aan dat een overheid een begrotingsoverschot heeft in tijden van financiële welvaart en een tekort tijdens een recessie. Klassiek economisch beleid neemt een meer hands-off benadering tijdens een recessie, in de overtuiging dat de markten zichzelf corrigeren wanneer ze niet worden gehinderd en dat buitensporige overheidsleningen of interventie een negatief effect hebben op het marktpotentieel voor herstel. Beleidsmakers moeten daarom een ​​overeenkomst of schikking met elkaar bereiken over de benaderingen die op een bepaald moment moeten worden gevolgd.

Het gebruik van belastingen als macro-economisch instrument is een fel bediscussieerd onderwerp onder beleidsmakers, aangezien belastingtarieven een grote invloed hebben op de algemene financiële omstandigheden en het vermogen van de overheid om een ​​begroting in evenwicht te brengen. Economische theorieën aan de aanbodzijde, in wezen het tegenovergestelde van keynesiaanse theorieën, stellen dat hogere belastingen een belemmering vormen voor particuliere investeringen en daarom de groei belemmeren die essentieel is voor een gezonde economie. Lagere belastingen betekenen echter dat de overheid minder geld te besteden heeft, waardoor het tekort mogelijk toeneemt doordat de overheid meer geld gaat lenen.

Dit werd gezien in het begin van de jaren tachtig toen Ronald Reagan de belastingen verlaagde en de militaire uitgaven verhoogde als middel om de economie te stimuleren. Als gevolg hiervan moest de overheid een tekort lopen om de gestegen uitgaven met minder inkomsten op te vangen.

Beleidsmakers willen altijd een depressie vermijden, die ontstaat als er sprake is van een zeer ernstige recessie. Een depressie brengt doorgaans meer werkloosheid, meer armoede, minder krediet, een krimpend bbp en algemene economische volatiliteit met zich mee. Door het verminderde vertrouwen van investeerders wordt het steeds moeilijker om kapitaal terug in de economie te krijgen om de groei te stimuleren. Beleidswijzigingen zijn in dit geval vaak nodig om de economie te stabiliseren en de effecten van de langdurige recessie te keren.

Een bekend voorbeeld is de Grote Depressie van 1929 in de Verenigde Staten. Als gevolg van de beurscrash en de daaruit voortvloeiende gevolgen hebben Franklin D. Roosevelt en andere beleidsmakers deFederal Deposit Insurance Corporation (FDIC) en de Securities and Exchange Commission (SEC) opgericht om bankdeposito’s te beschermen en de handel op de aandelenmarkt te reguleren.2  De overheidsuitgaven stegen ook toen de Tweede Wereldoorlog begon, en deze veranderende omstandigheden hielpen de depressie-economie van de voorgaande jaren om te keren.

Beleidsmakers hebben het moeilijk als het om macro-economie gaat. Economische factoren zijn op zoveel manieren met elkaar verbonden dat een verandering in één factor onbedoelde gevolgen kan hebben voor meerdere andere factoren. Beleidsmakers moeten daarom een ​​tamelijk delicate evenwichtsoefening handhaven terwijl ze proberen de weegschaal naar economische groei te kantelen op een manier die de algehele economische volatiliteit niet vergroot.