Kan deflatie ooit goed zijn?
Deflatie is doorgaans een teken van een verzwakkende economie. Economen zijn bang voor deflatie omdat dalende prijzen leiden tot lagere consumentenbestedingen, wat een belangrijk onderdeel is van de economische groei. Bedrijven reageren op dalende prijzen door hun productie te vertragen, wat leidt tot ontslagen en loonsverlagingen. Dit verlaagt de vraag en de prijzen verder.
Gedurende een periode van ongeveer vijf jaar zijn de prijzen van consumptiegoederen in Zwitserland echter gedaald zonder een wijdverbreid negatief effect op de economie van het land. In feite bloeide hun economie te midden van dalende prijzen. Dit heeft ertoe geleid dat sommige economen hun mening over de nadelige gevolgen van deflatie hebben herzien, en sommigen beweren dat zolang er niet te veel deflatie is, consumenten en producenten in een economie een evenwicht kunnen vinden.
Belangrijkste leerpunten
- Gedurende een periode van ongeveer vijf jaar zijn de prijzen van consumptiegoederen in Zwitserland gedaald zonder een wijdverbreid negatief effect op de economie van het land, waardoor sommige economen hun mening over de nadelige gevolgen van deflatie hebben herzien.
- Na onderzoek van deflatoire periodes in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Duitsland aan het einde van de 19e eeuw, beweerde een team van economen van het National Bureau of Economic Research (NBER) in een paper van februari dat deflatie positiever dan negatief kan zijn. 2004.
- Deflatie is niet altijd een teken van een totaal tekort aan vraag en economische zwakte; in sommige gevallen kan deflatie het resultaat zijn van een groter aanbod door productiviteitsverbeteringen, meer concurrentie op de goederenmarkt of goedkopere en overvloedigere inputs, zoals arbeid of goederen zoals olie.
De Zwitserland-zaak voor deflatie
Begin 2015 introduceerde de centrale bank van Zwitserland negatieve rentetarieven in een poging de vraag van beleggers naar de overgewaardeerde valuta van het land te beteugelen. De schuldencrises in de buurlanden, in combinatie met de economische instabiliteit in de Oost-Europese economieën, hadden de vraag naar de Zwitserse frank aangewakkerd door investeerders die op zoek waren naar een veilige munthaven.
In de nasleep verwachtten economen dat de Zwitserse economie in een neerwaartse spiraal zou terechtkomen. Integendeel, de economie groeide en het land boektein 2016een lage werkloosheid van 3,3%. Al met al kende het land een netto stijging van de koopkracht.
Wanneer een land een periode van deflatie doormaakt, dalen de prijzen doorgaans als gevolg van een verminderde vraag van de consument. Een lagere consumentenvraag leidt tot een stijging van de werkloosheid. Bovendien neemt de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product (bbp) toe naarmate de overheid gedwongen wordt meer geld uit te geven aan sociale welzijnsprogramma’s. Deflatie kan een economie in een recessie duwen. Dit was echter niet het geval in Zwitserland.
Bestaat er zoiets als een goede deflatie?
Hoewel de algemene consensus is dat deflatie slecht is voor de economie van een land, is het economisch onderzoek verdeeld over de kwestie. In een paper uitgegeven doorNBER Working Paper nr. 10329 ), getiteld ‘Good Versus Bad Deflation: Lessons from the Gold Standard Era’, schrijvers Michael Bordo, John Landon Lane en Angela Redish beschouwt deflatoire periodes in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Duitsland aan het einde van de 19e eeuw. Verrassend genoeg beweren deze economen dat deflatie positiever dan negatief kan zijn.
Volgens deze economen vindt goede deflatie plaats wanneer het totale aanbod van goederen groter is dan de totale vraag. Dit kan het resultaat zijn van technologische vooruitgang of verbeterde productiviteit. Slechte deflatie treedt op wanneer de totale vraag sneller daalt dan enige groei in het totale aanbod. Negatieve geldschokken, zoals wat er gebeurde tijdens de Grote Depressie, zorgen voor ‘slechte’ deflatie. Als de monetaire neutraliteit wordt gehandhaafd ondanks negatieve geldschokken, kan de impact van deflatie neutraal zijn.
Goede deflatie wordt gedreven door aanbod
In maart 2015 publiceerde een team van onderzoekers van deBank of International Settlements (BIS) “The Costs of Deflations: a Historical Perspective.”Deze onderzoekers testten het historische verband tussen productiegroei en deflatie in een steekproef van 140 jaar en voor maximaal 38 economieën. Ze concludeerden dat het verband statistisch zwak of onbeduidend is, en dat de prevalentie van deze theorie in de economie een gevolg is van de gebeurtenissen van de Grote Depressie.
In sommige contexten kan deflatie een sterke, duurzame economische groei afremmen. Maar net als de economen van NBER beweren deze onderzoekers dat deflatie niet altijd een teken is van een totaal tekort aan vraag en economische zwakte. In sommige gevallen kan deflatie het resultaat zijn van een groter aanbod door productiviteitsverbeteringen, meer concurrentie op de goederenmarkt of goedkopere en overvloedigere inputs, zoals arbeid of goederen zoals olie.
Wanneer deflatie wordt aangedreven door het aanbod, worden de prijzen gedrukt, maar stijgen de inkomens en output (zoals in het bbp). Dit kan een positieve situatie creëren voor de economie. Uit het onderzoek van BIS blijkt verder dat deflaties van activaprijzen en deflaties van huizenprijzen schadelijker zijn geweest voor de economie dan een stijging van de prijs van consumptiegoederen en diensten.
De kosten van deflatie
De beste manier om te reageren op deflatie wanneer deze een economisch verlies met zich meebrengt, is een uitdagende beleidsvraag die economen nog steeds proberen te beantwoorden. De opvatting dat deflatie altijd een symptoom is van een worstelende economie, is misschien niet waar, hoewel ze diepgeworteld zit in de economische theorie.
Deze overtuiging is voornamelijk het resultaat van het bestuderen van de Grote Depressie, die niet kan worden beschouwd als het archetypische voorbeeld van wat er gebeurt tijdens aanhoudende periodes van deflatie. Volgens economen kan deze periode in de economische geschiedenis eerder als een uitbijter worden beschouwd.