Vuile vlotter
Wat is een vuile vlotter?
Een dirty float is een zwevende wisselkoers waarbij de centrale bank van een land af en toe tussenbeide komt om de richting of het tempo van verandering van de valutawaarde van een land te veranderen. In de meeste gevallen fungeert de centrale bank in een dirty float systeem als een buffer tegen een externe economische schok voordat de effecten ervan verstorend worden voor de binnenlandse economie. Een vuile vlotter wordt ook wel een “beheerde vlotter” genoemd.
Dit staat in contrast met een clean float, waarbij de centrale bank niet ingrijpt.
Belangrijkste leerpunten
- Een dirty float doet zich voor wanneer de monetaire regels of wetten van de overheid de prijsstelling van haar valuta beïnvloeden.
- Bij een dirty float mag de wisselkoers op de open markt fluctueren, maar de centrale bank kan ingrijpen om deze binnen een bepaalde marge te houden of om te voorkomen dat deze in een ongunstige richting neigt.
- Dirty of managed floats worden gebruikt wanneer een land een valutaband of valutabord instelt.
- Het doel van een dirty float is om de volatiliteit van de valuta laag te houden en de economische stabiliteit te bevorderen.
Dirty Floats begrijpen
Van 1946 tot 1971 namen veel van ’s werelds grootste geïndustrialiseerde landen deel aan een systeem met vaste wisselkoersen dat bekend staat als de Bretton Woods-overeenkomst. Dit eindigde toen president Richard Nixon op 15 augustus 1971 de Verenigde Staten van de gouden standaard verwijderde. Sindsdien hebben de meeste grote geïndustrialiseerde economieën zwevende wisselkoersen aangenomen.
Veel ontwikkelingslanden proberen hun binnenlandse industrieën en handel te beschermen door een managed float te gebruiken waarbij de centrale bank tussenbeide komt om de valuta te sturen. De frequentie van een dergelijke interventie varieert. De Reserve Bank of India beheert bijvoorbeeld de roepie nauwgezet binnen een zeer smalle valutamarge, terwijl de Monetary Authority of Singapore de lokale dollar vrijer laat fluctueren in een niet nader genoemde bandbreedte.
Er zijn verschillende redenen waarom een centrale bank ingrijpt op een valutamarkt die doorgaans mag zweven.
Marktonzekerheid
Centrale banken met een vuile vlotter grijpen soms in om de markt stabiel te houden in tijden van wijdverbreide economische onzekerheid. De centrale banken van zowel Turkije als Indonesië kwamen in 2014 en 2015 meerdere keren openlijk tussenbeide om de muntzwakte te bestrijden die werd veroorzaakt door instabiliteit in opkomende markten wereldwijd. Sommige centrale banken geven er de voorkeur aan om niet publiekelijk te erkennen wanneer ze op de valutamarkten ingrijpen; Zo ging het gerucht dat Bank Negara Malaysia in dezelfde periode tussenbeide was gekomen om de Maleisische ringgit te steunen, maar de centrale bank heeft de interventie niet erkend.
Speculatieve aanval
Centrale banken grijpen soms in om een valuta te ondersteunen die wordt aangevallen door een hedgefonds of een andere speculant. Een centrale bank kan bijvoorbeeld ontdekken dat een hedgefonds speculeert dat zijn valuta aanzienlijk zou kunnen depreciëren; zo bouwt het hedgefonds speculatieve shortposities op. De centrale bank kan een groot bedrag van haar eigen valuta kopen om het bedrag van de devaluatie veroorzaakt door het hedgefonds te beperken.
Een dirty float-systeem wordt niet als een echte zwevende wisselkoers beschouwd, omdat in theorie systemen met een echte variabele rente geen tussenkomst mogelijk maken. De beroemdste confrontatie tussen een speculant en een centrale bank vond echter plaats in september 1992, toen George Soros de Bank of England dwong het pond uit het Europese wisselkoersmechanisme (ERM) te halen. Het pond zweeft theoretisch vrij, maar de Bank of England heeft miljarden uitgegeven aan een mislukte poging om de valuta te verdedigen.