Ricardo-Barro-effect
Wat is het Ricardo-Barro-effect?
Het Ricardo-Barro-effect, ook bekend als Ricardiaanse gelijkwaardigheid, is een economische theorie die suggereert dat wanneer een regering een economie probeert te stimuleren door met schulden gefinancierde overheidsuitgaven te verhogen, de vraag onveranderd blijft, omdat het publiek hun spaargeld verhoogt om te betalen voor de verwachte toekomst. belastingverhogingen die zullen worden gebruikt om de schuld af te betalen.
Ricardo-Barro Effect begrijpen
Terwijl het Ricardo-Barro-effect werd ontwikkeld door David Ricardo in de 19e eeuw, werd het herzien door Harvard-professor Robert Barro tot een meer uitgebreide versie van hetzelfde concept. Zijn theorie stelt dat iemands consumptie wordt bepaald door de huidige waarde van zijn inkomen na belastingen – hun intertemporele budgetbeperking.
De overheid kan de consumentenuitgaven dus niet stimuleren, omdat mensen ervan uitgaan dat wat nu wordt gewonnen, in de toekomst zal worden gecompenseerd door hogere belastingen. Het impliceert ook dat, ongeacht hoe een regering ervoor kiest om de uitgaven te verhogen door te lenen of belastingen te verhogen, de vraag onveranderd zal blijven, omdat met schulden gefinancierde overheidsuitgaven de particuliere uitgaven zullen ” verdringen “.
Argumenten tegen het Ricardo-Barro-effect
De belangrijkste argumenten tegen het Ricardo-Barro-effect zijn te wijten aan wat wordt gezien als de onrealistische aannames waarop de theorie is gebaseerd. Deze veronderstellingen omvatten het bestaan van perfecte kapitaalmarkten en de mogelijkheid voor individuen om te lenen en te sparen wanneer ze maar willen. Bovendien is er de veronderstelling dat individuen bereid zijn te sparen voor een toekomstige belastingverhoging, die ze tijdens hun leven misschien niet zullen zien. Dit klopt vandaag niet, nu de persoonlijke spaarquote van de VS tot een dieptepunt in tientallen jaren is gedaald, zelfs nu de Amerikaanse overheid de leningen enorm stijgt. Mensen lijken zich gewoon niet te gedragen op een manier die in overeenstemming is met de Ricardiaanse gelijkwaardigheid.
De eurozone levert enig bewijs van Ricardiaanse gelijkwaardigheid
Er is geen bewijs dat het Ricardo-Barro-effect de besparing veranderde toen de regering-Reagan tussen 1981 en 1985 de belastingen verlaagde en de militaire uitgaven verhoogde. In feite daalde de netto particuliere besparing als percentage van het BNP tot 7,47% in de periode 1981-1986, van 8,5% in 1976-1980. De financiële crisis in de eurozone heeft enig bewijs geleverd om de gelijkwaardigheid van Ricardo te ondersteunen. Op basis van gegevens uit 2007 is er een sterke correlatie tussen de lasten van de overheidsschulden en veranderingen in de financiële activa van huishoudens voor 12 van de 15 landen binnen de unie.