25 juni 2021 1:19

Taft-Hartley Act

Wat is de Taft-Hartley-wet?

De Taft-Hartley Act is een Amerikaanse federale wet uit 1947 die de Wagner Act uit 1935 heeft uitgebreid en gewijzigd. Het verbiedt bepaalde vakbondsgebruiken en vereist openbaarmaking van bepaalde financiële en politieke activiteiten door vakbonden. Het wetsvoorstel werd aanvankelijk geweigerd door president Truman, maar het Congres schoof het veto terzijde.

Belangrijkste leerpunten

  • De Taft-Hartley Act van 1947 vereist openbaarmaking van de financiële en politieke activiteiten van een vakbond.
  • Deze wet staat ook bekend als de Labour Management Relations Act (LMRA) en is een wijziging van de Wagner Act uit 1935.
  • De Taft-Hartley Act heeft zes wijzigingen ondergaan, waaronder recentere updates van wetten op het recht op werk.

Inzicht in de Taft-Hartley Act

De Labour Management Relations Act, algemeen bekend als de Taft-Hartley Act, wijzigde de National Labour Relations Act van 1935 (NLRA of Wagner Act). Het congres keurde de Taft-Hartley Act in 1947 goed, waarbij het veto van president Harry Truman werd opgeheven.

Vakbondscritici noemden het destijds de ‘wet op slavenarbeid’, maar het door de Republikeinse gecontroleerde congres – aangemoedigd door de zakenlobby – vond het noodzakelijk om vakbondsmisbruik tegen te gaan en een einde te maken aan een reeks grootschalige stakingen die uitbraken na het einde van de Tweede Wereldoorlog, en om de communistische invloed in de arbeidersbeweging te onderdrukken.



De Wagner Act – en dus de Taft-Hartley Act – heeft geen betrekking op huishoudelijke hulp of landarbeiders.

Belangrijkste wijzigingen en wijzigingen

Taft-Hartley schetste zes oneerlijke praktijken van vakbonden en voorzag in remedies, in de vorm van wijzigingen, om werknemers te beschermen tegen schade als gevolg van deze praktijken. Eerder had de Wagner Act alleen betrekking op oneerlijke arbeidspraktijken van werkgevers. In 1947 wijzigde president Harry Truman delen van de NLRA toen hij de  Taft-Hartley Act aannam. Deze wet creëerde de huidige wetten op het recht op werk, waardoor staten verplicht lidmaatschap van een vakbond kunnen verbieden als voorwaarde voor tewerkstelling in de publieke en private sector van het land.

  1. Een amendement beschermde de rechten van werknemers op grond van artikel 7 van de Wagner Act, die werknemers het recht gaf vakbonden op te richten en collectieve onderhandelingen met werkgevers aan te gaan. Dit amendement beschermde werknemers tegen oneerlijke dwang door vakbonden die zouden kunnen leiden tot discriminatie van werknemers.
  2. Een tweede amendement stelde dat een werkgever niet kan weigeren potentiële werknemers in dienst te nemen omdat ze zich niet bij een vakbond willen aansluiten. Een werkgever heeft echter het recht om een ​​overeenkomst te ondertekenen met een vakbond die vereist dat een werknemer lid wordt van de vakbond op of vóór de 30e dag van zijn indiensttreding.
  3. Een derde amendement bepaalde dat vakbonden de verplichting hebben om te goeder trouw met werkgevers te onderhandelen. Dit amendement bracht de bepalingen van de Wagner Act in evenwicht, die te goeder trouw door werkgevers moesten onderhandelen.
  4. Een vierde amendement verbood secundaire boycots door vakbonden. Als een vakbond bijvoorbeeld een geschil heeft met een werkgever, kan de vakbond op grond van de wet een andere entiteit niet dwingen of aansporen om te stoppen met zaken doen met die werkgever.
  5. Een vijfde amendement verbood vakbonden om voordeel te halen uit hun leden of werkgevers. Het was vakbonden verboden buitensporige inwijdingsgelden of lidmaatschapsbijdragen van hun leden in rekening te brengen. Ook was het de vakbonden verboden werkgevers te laten betalen voor werk dat hun leden niet verrichtten.
  6. Bij een zesde amendement werd een clausule inzake vrijheid van meningsuiting voor werkgevers toegevoegd. Werkgevers hebben het recht om hun mening en mening over arbeidskwesties kenbaar te maken, en deze opvattingen vormen geen oneerlijke arbeidspraktijken, op voorwaarde dat de werkgever niet dreigt voordelen in te houden of andere vergeldingsmaatregelen tegen werknemers te plegen.

In februari 2021 voerde het Congres de National Right to Work Act opnieuw in. Het zou werknemers in het hele land de keuze geven om niet toe te treden tot of contributie te betalen aan vakbonden. De wet is ook in 2019 en 2017 geïntroduceerd, maar liep vast. In maart 2021 keurde het Huis van Afgevaardigden de Protecting the Right to Organize Act (PRO Act) goed. De pro-vakbondswetgeving gaat boven de wetten op het recht op werk en zou het gemakkelijker maken om vakbonden op te richten. De PRO Act staat voor een zware strijd in de Senaat, aangezien de meeste Republikeinen ertegen zijn.



De volgende staten hebben wetten op het werk: Alabama, Arizona, Arkansas, Kansas, Florida, Georgia, Idaho, Indiana, Iowa, Kentucky, Louisiana, Michigan, Mississippi, Nebraska, Nevada, North Carolina, North Dakota, Oklahoma, South Carolina, South Dakota, Tennessee, Texas, Utah, Virginia, West Virginia, Wisconsin en Wyoming.

Veranderingen in de verkiezingen van de Unie

De Taft-Hartley Act bracht ook wijzigingen aan in de verkiezingsregels van de vakbonden. Deze veranderingen sloten leidinggevenden uit van onderhandelingsgroepen en gaven een speciale behandeling aan bepaalde professionele werknemers.

De Taft-Hartley Act creëerde ook vier nieuwe soorten verkiezingen. Een ervan gaf werkgevers het recht om te stemmen over vakbondsvereisten. De andere drie gaven werknemers het recht om verkiezingen te houden over de status van gevestigde vakbonden, om te bepalen of een vakbond de bevoegdheid heeft om overeenkomsten voor werknemers aan te gaan, en om vakbondsvertegenwoordiging in te trekken nadat deze is verleend. In 1951 schrapte het Congres de bepalingen betreffende de vakbondsverkiezingen.