Wassily Leontief
Wie was Wassily Leontief?
Wassily Leontief was een Nobelprijswinnende Russisch-Amerikaanse econoom en professor die verschillende inzichtelijke theorieën aan de economie heeft bijgedragen. Leontiefs Nobelprijsonderzoek was gericht op input-outputanalyse, die de sectoren van de economie opsplitst en bespreekt hoe veranderingen in de ene sector van de economie andere sectoren kunnen beïnvloeden.
Belangrijkste leerpunten
- Wassily Leontief was een Russisch-Amerikaanse econoom die verschillende bijdragen leverde aan de wereld van de economie.
- Leontief won in 1973 de Nobelprijs voor zijn onderzoek naar input-outputanalyse.
- Leontief werd ook gecrediteerd voor de Leontief Paradox en de Composite Commodity Theorem.
Wassily Leontief begrijpen
Leontief werd in 1906 in Duitsland geboren en stierf in 1999 op 93-jarige leeftijd in New York City. Als econoom leverde hij verschillende bijdragen aan de economische wetenschap. Leontief’s onderzoek naar sectoren leidde tot zijn ontwikkeling van input-outputanalyse, waarmee hij in 1973 de Nobelprijs voor de Memorial Prize in Economics won. Leontief wordt ook gecrediteerd voor zijn ontdekking van de Leontief Paradox en de Composite Commodity Theorem.
Gedurende zijn hele professionele leven heeft Leontief het gebruik van kwantitatieve gegevens in de economie gepromoot. Leontief voerde gedurende zijn carrière campagne voor bredere en diepere ontwikkelingen op het gebied van kwantitatieve data-analyse. Hij was ook een van de eerste economen die een computer gebruikte voor kwantitatief onderzoek.
Leontief doceerde 44 jaar aan Harvard en daarna aan de New York University. Hij diende als voorzitter van de American Economic Association in 1970. Vier promovendi van Leontief kregen ook de Nobelprijs, waaronder Paul Samuelson (1970), Robert Solow (1987), Vernon L. Smith (2002) en Thomas Schelling (2005) ).
Onderzoek
Input-outputanalyse
Leontief heeft de Amerikaanse economie opgedeeld in 500 sectoren, waardoor het een van de eerste instellingen voor economische sectorclassificatie was. Hij ontwikkelde input-outputtabellen voor sectoranalyse die de impact schatten die een verandering in de productie van een goed heeft op andere industrieën en hun inputs – waarmee de onderling afhankelijke relaties van economische sectoren worden vastgesteld. Analisten kunnen input-outputanalyse gebruiken om de impact van positieve en negatieve economische schokken te schatten door de veranderende vraag naar inputs te tonen wanneer de productie van output verandert. Dit helpt om rimpeleffecten in een economie te analyseren, aangezien veranderingen in de vraag naar eindproducten zich een weg banen door de toeleveringsketen. De input-outputanalyse van Leontief is gebruikt door de Wereldbank, de Verenigde Naties en het Amerikaanse ministerie van Handel.
De Leontief Paradox
Leontief deed ook onderzoek naar handelsstromen in de jaren vijftig. Op basis van input-outputanalyse van de internationale handel ontdekte men dat de VS, een land met veel kapitaal, kapitaalintensieve goederen importeerde en arbeidsintensieve goederen exporteerde. Dit in tegenstelling tot eerdere theorieën over internationale handel, die voorspellen dat landen zich zullen specialiseren in en goederen exporteren waarvan ze een comparatief voordeel hebben bij het produceren. Dit betekent dat van een kapitaalrijk land, zoals de VS, wordt verwacht dat het kapitaalintensieve goederen exporteert.
De Leontief Paradox, zoals het bekend werd, bracht veel economen ertoe de Heckscher-Ohlin-stelling in twijfel te trekken, die stelt dat landen produceren en exporteren wat ze het meest efficiënt kunnen maken, afhankelijk van hun productiefactoren. Bovendien importeren ze goederen die ze niet zo efficiënt kunnen produceren. Verschillende latere economen stelden oplossingen voor deze schijnbare paradox voor, waaronder de Linder-hypothese en het thuismarkteffect.
Samengestelde grondstofstelling
De Composite Commodity Theorem was een derde belangrijke ontwikkeling die werd toegeschreven aan Leontief, die het concept samen met John Hicks bedacht. Hierin staat dat als de relatieve prijzen van een korf met goederen worden verondersteld vast te zijn, ze kunnen worden behandeld als een enkel samengesteld goed met het oog op wiskundige modellen. Dit vereenvoudigde de vergelijkingen die nodig zijn om de prijstheorie te modelleren.