25 juni 2021 4:48

Operations Management Theorie

De theorie van operationeel beheer is de vaste praktijk die bedrijven gebruiken om de efficiëntie van de productie te verhogen. Operations management houdt zich bezig met het zo efficiënt mogelijk beheersen van het productieproces en de bedrijfsvoering.

Belangrijkste leerpunten

  • De theorie van operationeel beheer omvat de strategieën die bedrijven gebruiken om de efficiëntie van operaties en productie te verhogen.
  • Om efficiënt te kunnen werken, moeten bedrijven zo min mogelijk middelen gebruiken en ernaar streven om volgens de hoogst mogelijke standaard aan de eisen van de klant te voldoen.
  • Het maximaliseren van middelen omvat het beheer van de manier waarop grondstoffen en arbeid worden gebruikt om eindproducten en diensten te creëren.
  • Modern operationeel beheer bestaat uit vier theorieën: herontwerp van bedrijfsprocessen (BPR), six sigma, lean manufacturing en herconfigureerbare productiesystemen.

Inzicht in de Operations Management-theorie

Operationeel management brengt bepaalde verantwoordelijkheden met zich mee. Een van die verantwoordelijkheden is ervoor te zorgen dat het bedrijf efficiënt functioneert, zowel wat betreft het gebruik van de minste hoeveelheid benodigde middelen als het voldoen aan de eisen van de klant volgens de hoogste economisch haalbare standaard.

Operationeel beheer omvat het beheer van het proces waarmee grondstoffen, arbeid en energie worden omgezet in goederen en diensten. Mensenvaardigheden, creativiteit, rationele analyse en technologische kennis zijn allemaal belangrijk voor succes in operations management.

Historisch operationeel beheer versus modern operationeel beheer

In de geschiedenis van zakelijke en productieactiviteiten hebben de arbeidsverdeling en technologische vooruitgang de productiviteit van het bedrijf ten goede gekomen. Het systematisch meten van prestaties en het rekenen met formules was een ietwat onontgonnen wetenschap vóór Frederick Taylor’s vroege werk in het veld.

In 1911 publiceerde Taylor zijn principes van wetenschappelijk operationeel management, gekenmerkt door vier specifieke elementen: het ontwikkelen van een echte managementwetenschap, wetenschappelijke selectie van een effectieve en efficiënte werknemer, opleiding en ontwikkeling van arbeiders, en intieme samenwerking tussen management en personeel.

Modern operationeel beheer draait om vier theorieën: herontwerp van bedrijfsprocessen (BPR), herconfigureerbare productiesystemen, six sigma en gestroomlijnde productie. BPR werd geformuleerd in 1993 en is een bedrijfsbeheerstrategie die zich richt op het analyseren en ontwerpen van workflow en bedrijfsprocessen binnen een bedrijf. Het doel van BPR is om bedrijven te helpen de organisatie drastisch te herstructureren door het bedrijfsproces vanaf de grond af te ontwerpen.

Herconfigureerbare productiesystemen zijn productiesystemen die zijn ontworpen om versnelde veranderingen in structuur, hardware en softwarecomponenten op te nemen. Hierdoor kunnen systemen zich snel aanpassen aan de capaciteit waarnaar ze kunnen blijven produceren en hoe efficiënt ze functioneren in reactie op markt- of intrinsieke systeemveranderingen.

Six sigma is een aanpak waarbij kwaliteit centraal staat. Het werd voornamelijk ontwikkeld van 1985 tot 1987 bij Motorola. Het woord “zes” verwijst naar de controlegrenzen, die op zes standaarddeviaties van het normale distributiegemiddelde zijn geplaatst. Jack Welch  van General Electric startte in 1995 een initiatief om de six-sigma-methode toe te passen, wat de aanpak enorm populair maakte. Elk six sigma-project binnen een bedrijf heeft een gedefinieerde stappenreeks en financiële doelstellingen, zoals het verhogen van de winst of het verlagen van de kosten. Tools die binnen het six sigma-proces worden gebruikt, zijn onder meer trendgrafieken, berekeningen van potentiële defecten en andere verhoudingen.

Lean manufacturing is een systematische methode om verspilling binnen het productieproces te elimineren. De lean-theorie houdt rekening met verspilling die ontstaat door overbelasting of ongelijke werkdruk. Deze theorie beschouwt het gebruik van hulpbronnen om een ​​andere reden dan waardecreatie voor klanten als verkwistend en tracht verspilling van hulpbronnen zoveel mogelijk te elimineren.