24 juni 2021 14:14

Foreign Sales Corporation (FSC)

Wat is een buitenlandse verkoopmaatschappij?

Een buitenlands verkoopbedrijf (FSC) is een ter ziele gegane bepaling in de Amerikaanse federale wet op de inkomstenbelasting die een verlaging van de belastingen op inkomsten uit de verkoop van geëxporteerde goederen mogelijk maakte. De code vereiste het gebruik van een dochteronderneming in het buitenland die bestond voor de verkoop van de uitgevoerde goederen.

Inzicht in Foreign Sales Corporation (FSC)

Een buitenlandse verkoopmaatschappij (FSC) zou worden opgericht door een Amerikaanse exporteur om gebruik te kunnen maken van bepaalde vrijstellingen van Amerikaanse federale en inkomstenbelastingen. Een FSC moest aan een aantal vereisten voldoen, voornamelijk dat de buitenlandse dochteronderneming van het Amerikaanse bedrijf zijn kantoren en boeken moest onderhouden in een land dat een informatie-uitwisseling had gesloten met de VS;ten minste één directeur van de vennootschap moest woonachtig zijn in het land waar de dochtermaatschappij was gevestigd;en het moest inkomsten halen uit de verkoop van Amerikaanse export in dat land. Het moest ook een aanvraag indienen als een FSC bij de Internal Revenue Service (IRS). FSC’s kunnen worden opgezet door fabrikanten, exporttussenpersonen of groepen exporteurs.

De oprichting van een FSC bood een exporteur een methode om wat anders belastbare exportwinst zou zijn, over te hevelen naar de FSC, waar slechts een deel van de winst van de FSC werd belast (aangezien bepaalde inkomsten van de FSC vrijgesteld zouden zijn volgens de belasting). codebepalingen). Dit zou dan in feite het totale belastingtarief van de exporteur verlagen, aangezien de exporteur de aandeelhouder van de FSC was. De belastingvrijstelling kan oplopen tot 15% tot 30% van de bruto-inkomsten uit export.

Geschiedenis van buitenlandse verkoopbedrijven

De FSC, opgericht in 1984, was een van een reeks maatregelen die bedoeld waren om Amerikaanse exporteurs te ondersteunen. Het volgde op binnenlandse internationale verkoopbedrijven (DISCS) en werd opgevolgd door de Extraterritorial Income Exclusion Act (ETI) in 2000. Al deze werden achtereenvolgens aangevochten in – en niet-conform bevonden door – de General Agreement on Tariffs and Trade (GATT). ) en zijn opvolger, de Wereldhandelsorganisatie (WTO), als verboden uitvoersubsidies.

De VS hadden betoogd dat deze maatregelen dienden om het speelveld gelijk te trekken met landen zoals die in Europa die belastingaanpassingen aan de grenshebben doorgevoerd door de belasting over de toegevoegde waarde (btw) van goederenprijzen teschrappenvoordat ze worden geëxporteerd, omdat de VS geen meetbare indirecte belasting heeft zoals btw. Het had betoogd dat het verminderen van het effect van vennootschapsbelasting hetzelfde effect zou bereiken.