25 juni 2021 1:52

Tijdsvoorkeurstheorie

Wat is de tijdvoorkeurstheorie van belang?

De tijdvoorkeurstheorie, ook wel bekend als de agiotheorie of de Oostenrijkse rentetheorie, verklaart de rentetarieven in termen van de voorkeur van mensen om in het heden te besteden in plaats van in de toekomst.

Deze theorie is ontwikkeld door econoom Irving Fisher in “The Theory of Interest, as bepaald door ongeduld om inkomen te besteden en de mogelijkheid om het te investeren”. Hij beschreef rente als de prijs van tijd, en “een index van de voorkeur van de gemeenschap voor een huidige dollar boven een dollar aan toekomstig inkomen”.

Belangrijkste leerpunten

  • De tijdvoorkeurstheorie van belang, ook wel de agiotheorie van belang genoemd, helpt bij het verklaren van de tijdswaarde van geld.
  • Deze theorie stelt dat mensen er de voorkeur aan geven om vandaag uit te geven en voor later te sparen, zodat de rentetarieven altijd positief zullen zijn – wat betekent dat een dollar vandaag waardevoller is dan een dollar in de toekomst.
  • Andere theorieën verklaren rentetarieven, zoals de klassieke theorie, in andere termen.

Hoe de tijdvoorkeurstheorie werkt

Naast de tijdvoorkeurstheorie zijn andere theorieën ontwikkeld om rentetarieven te verklaren. De klassieke theorie verklaart interesse in termen van vraag en aanbod van kapitaal. De vraag naar kapitaal wordt gedreven door investeringen en het aanbod van kapitaal wordt gedreven door sparen. Rentetarieven fluctueren en bereiken uiteindelijk een niveau waarop het aanbod van kapitaal voldoet aan de vraag naar kapitaal.

De liquiditeitsvoorkeurstheorie stelt daarentegen dat mensen de voorkeur geven aan liquiditeit en moeten worden aangezet om het op te geven. De rente is bedoeld om mensen te verleiden om wat liquiditeit op te geven. Hoe langer ze het moeten opgeven, hoe hoger de rente moet zijn. Daarom zijn de rentetarieven op bijvoorbeeld 10-jarige obligaties doorgaans hoger dan op tweejarige obligaties.

Neoklassieke opvattingen over de tijdvoorkeurstheorie

Irving Fisher’s neoklassieke opvattingen over de tijdvoorkeurstheorie van belang stellen dat tijdvoorkeur betrekking heeft op de nutsfunctie van een individu, of de mate waarin men de waarde of waarde van goederen meet, en hoe dat individu de afweging in bruikbaarheid tussen huidige verbruik en toekomstig verbruik. Fisher gelooft dat dit een subjectieve en exogene functie is. Consumenten die kiezen tussen uitgeven en sparen, reageren op het verschil tussen hun eigen subjectieve gevoel van ongeduld om te besteden, of hun subjectieve tijdsvoorkeur en de marktrente, en passen hun bestedings- en spaargedrag dienovereenkomstig aan.

Volgens Fisher hangt de subjectieve tijdsvoorkeur af van iemands waarden en situatie; een persoon met een laag inkomen heeft misschien een grotere tijdvoorkeur en geeft er de voorkeur aan om nu door te brengen, omdat ze weten dat toekomstige behoeften sparen moeilijk zullen maken; Ondertussen kan een verkwister een lagere tijdsvoorkeur hebben, en verkiest hij nu te sparen omdat er minder bezorgdheid is over toekomstige behoeften.

Oostenrijkse denkers over de Time-Preference Theory of Interest

De Oostenrijkse econoom Eugen von Böhm-Bawerk, die de theorie uiteenzette in zijn boek Capital and Interest, is van mening dat de waarde van goederen afneemt naarmate de tijd die nodig is voor de voltooiing ervan toeneemt, zelfs als hun kwantiteit, kwaliteit en aard hetzelfde blijven.. Böhm-Bawerk noemt drie redenen voor het inherente verschil in waarde tussen huidige en toekomstige goederen: de tendens, in een gezonde economie, dat het aanbod van goederen in de loop van de tijd toeneemt; de neiging van consumenten om hun toekomstige behoeften te onderschatten; en de voorkeur van ondernemers om de productie te starten met materialen die momenteel beschikbaar zijn, in plaats van te wachten tot toekomstige goederen verschijnen.