TINA: Er is geen alternatief
Wat is TINA?
“Er is geen alternatief”, vaak afgekort als “TINA”, is een uitdrukking die zijn oorsprong vindt bij de Victoriaanse filosoof Herbert Spencer en later in de jaren tachtig een slogan werd voor de Britse premier Margaret Thatcher. Tegenwoordig wordt het vaak door beleggers gebruikt om een minder dan ideale portefeuilleverdeling te verklaren, meestal van aandelen, omdat andere activaklassen nog slechtere rendementen bieden. Deze situatie en de daaropvolgende beslissingen van investeerders kunnen leiden tot het “TINA-effect”, waarbij aandelen alleen stijgen omdat investeerders geen haalbaar alternatief hebben.
Belangrijkste leerpunten
- TINA is een afkorting voor de uitdrukking “er is geen alternatief”.
- Het werd voor het eerst bedacht in de 19e eeuw en later aan het einde van de 20e eeuw gebruikt als onderdeel van de neoliberale ideologie.
- De uitdrukking wordt gebruikt om het bestaan van suboptimale beslissingen te verklaren.
- Het “TINA-effect” is zichtbaar in markten met zeepbellen in activaprijzen, terwijl de markten, ondanks fundamentele factoren, alleen maar blijven stijgen omdat er geen alternatief is om investeringsdollars elders aan het werk te zetten.
Oorsprong van TINA
Herbert Spencer, die leefde van 1820 tot 1903, was een Britse intellectueel die het klassieke liberalisme krachtig verdedigde. Hij geloofde in laissez-faire regering en positivisme – het vermogen van technologische en sociale vooruitgang om de problemen van de samenleving op te lossen – en was van mening dat Darwins theorie van “survival of the fittest” van toepassing zou moeten zijn op menselijke interacties. Op critici van het kapitalisme, vrije markten en democratie antwoordde hij vaak: “Er is geen alternatief.”
TINA kan zowel positieve als negatieve connotaties oproepen. Aan de positieve kant, in de overtuiging dat er geen alternatief is voor een of andere manier van handelen, steunt de steun rond het gekozen pad. Aan de andere kant kan zo’n overtuiging ervoor zorgen dat iemand de hoop verliest.
Het TINA-effect in de politiek
Margaret Thatcher, een conservatieve, was van 1979 tot 1990 premier van Groot-Brittannië. Ze gebruikte de uitdrukking op dezelfde manier als Spencer toen ze reageerde op critici van haar marktgeoriënteerde beleid van deregulering, politieke centralisatie, bezuinigingen en het terugdraaien van de verzorgingsstaat. Alternatieven voor deze benadering waren er in overvloed, van het door Labour bepleite beleid tot het beleid in de Sovjet-Unie. Voor Thatcher had het neoliberalisme op de vrije markt echter geen alternatief.
Na de ineenstorting van de Sovjet-Unie voerde de Amerikaanse politicoloog Francis Fukuyama aan dat deze opvatting definitief was gerechtvaardigd. Nu het communisme in diskrediet was geraakt, schreef hij dat geen enkele ideologie ooit weer serieus zou kunnen concurreren met het kapitalisme en de democratie: het ‘einde van de geschiedenis’ dat Marx beloofde was aangebroken, zij het in een andere vorm.
Het TINA-effect op investeringen
Een ander gebruik van het TINA-effect is de afgelopen jaren onder investeerders gezien, en de uitdrukking verwijst nu naar een gebrek aan bevredigende alternatieven voor een investering die als twijfelachtig wordt beschouwd. Zo kunnen beleggers laat in een bullmarkt zich zorgen maken over de mogelijkheid van een omkering en niet bereid zijn om een groot deel van hun portefeuilles aan aandelen toe te wijzen.
Aan de andere kant, als obligaties lage rendementen bieden. en illiquide activa zoals private equity of onroerend goed ook onaantrekkelijk zijn, kunnen beleggers ondanks hun zorgen aandelen aanhouden in plaats van terug te vallen in contanten. Als genoeg deelnemers het erover eens zijn, kan de markt een “TINA-effect” ervaren, dat geleidelijk stijgt ondanks een kennelijk gebrek aan drivers, aangezien er geen andere opties zijn voor kapitaalverhoging.