Wat gaat de marktsegmentatietheorie aan over rentetarieven?
Marktsegmentatietheorie (MST) stelt dat er geen verband bestaat tussen de markten voor obligaties met verschillende looptijden en dat rentetarieven invloed hebben op vraag en aanbod van obligaties. MST stelt dat beleggers en kredietnemers voorkeuren hebben voor bepaalde opbrengsten wanneer ze beleggen in vastrentende waarden. Deze voorkeuren leiden tot individuele kleinere markten die onderhevig zijn aan vraag- en aanbodkrachten die uniek zijn voor elke markt. MST tracht de vorm van de rentecurve voor vastrentende effecten van gelijke kredietwaarde te verklaren en staatsobligaties met verschillende looptijden zijn niet onderling uitwisselbaar. De rentecurve wordt daarom gevormd door de factoren vraag en aanbod bij elke looptijd.
Obligatiecurve
De rentecurve is de relatie tussen de looptijd en het obligatierendement, in kaart gebracht over verschillende looptijdlengtes. De obligatiemarkt besteedt veel aandacht aan de vorm van de rentecurve. Er zijn drie hoofdvormen van de rentecurve: normaal, omgekeerd en gebocheld. Een normale opbrengst loopt iets omhoog, waarbij de korte rente lager is dan de hogere rente. Een normale rentecurve laat zien dat beleggers verwachten dat de economie blijft groeien. Een omgekeerde rentecurve treedt op wanneer de korte rente hoger is dan de lange rente, en laat zien dat beleggers verwachten dat de economie zal vertragen naarmate de centrale banken het monetaire aanbod verkrappen. Een gedrongen rentecurve laat gemengde verwachtingen over de toekomst zien en kan een verschuiving zijn van de normale naar de omgekeerde rentecurve.
Segmentatie van de obligatiemarkt
Volgens MST zijn de vraag naar en het aanbod van obligaties op elk looptijdniveau gebaseerd op de huidige rente en de toekomstige renteverwachtingen. De obligatiemarkt is gewoonlijk onderverdeeld in drie hoofdsegmenten op basis van looptijdlengtes: korte termijn, middellange termijn en lange termijn. De segmentering van de obligatiemarkt is te wijten aan het feit dat investeerders en leners de looptijden van hun activa en passiva afdekken met obligaties met een vergelijkbaar tijdsbestek.
Vraag en aanbod naar kortlopende staatsobligaties en bedrijfsobligaties zijn bijvoorbeeld afhankelijk van de zakelijke vraag naar kortlopende activa, zoals debiteuren en voorraden. Vraag en aanbod naar obligaties met een middellange en lange looptijd hangt af van de vraag of bedrijven grotere kapitaalverbeteringen financieren. Beleggers en kredietnemers proberen hun blootstellingen bij elke looptijd af te dekken, zodat de obligatiemarktsegmenten onafhankelijk van elkaar opereren.
Habitat-theorie die de voorkeur heeft
De voorkeurshabitattheorie is een verwante theorie die de vorm van de opbrengstcurve wil verklaren. Deze theorie stelt dat obligatiebeleggers de voorkeur hebben voor looptijdlengtes. Beleggers zullen alleen buiten hun voorkeursmarkt kijken als er voldoende rendement is om het waargenomen extra risico of ongemak bij het kopen van obligaties met verschillende looptijden te compenseren. Als het verwachte rendement op langerlopende obligaties de verwachtingen voor kortere obligaties overtreft, zullen beleggers die normaal alleen kortlopende obligaties kopen, overschakelen naar langere looptijden om hogere rendementen te realiseren.