24 juni 2021 13:05

Endogene Groeitheorie Definitie

Wat is de endogene groeitheorie?

Endogene groeitheorie is een economische theorie die stelt dat  economische groei  wordt gegenereerd vanuit een systeem als een direct gevolg van interne processen. Meer specifiek merkt de theorie op dat de versterking van het menselijk kapitaal van een land   zal leiden tot economische groei door de ontwikkeling van nieuwe vormen van technologie en efficiënte en effectieve productiemiddelen.

Belangrijkste leerpunten

  • De endogene groeitheorie stelt dat economische groei in de eerste plaats het resultaat is van interne krachten, en niet van externe.
  • Het stelt dat productiviteitsverbeteringen direct kunnen worden gekoppeld aan snellere innovatie en meer investeringen in menselijk kapitaal van overheden en particuliere instellingen.
  • Deze opvatting staat in contrast met de neoklassieke economie.

Inzicht in endogene groeitheorie

De endogene groeitheorie bood een frisse kijk op wat economische groei bewerkstelligt. Hij voerde aan dat een aanhoudende snelheid van de welvaart wordt hoofdstad, in plaats van externe, onbeheersbare krachten, tegen de weergave van de neoklassieke economie.

Endogene groei- economen zijn van mening dat productiviteitsverbeteringen direct kunnen worden gekoppeld aan snellere innovatie en meer investeringen in menselijk kapitaal. Als zodanig pleiten zij ervoor dat overheidsinstellingen en instellingen uit de particuliere sector innovatie-initiatieven stimuleren en prikkels bieden aan individuen en bedrijven om creatiever te zijn, zoals  financiering voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) en intellectuele eigendomsrechten  .

Het idee is dat in een kenniseconomie de overloopeffecten van investeringen in technologie en mensen rendement blijven genereren. Invloedrijke kennissectoren , zoals software en andere hightech-industrieën, spelen hierbij een bijzonder belangrijke rol.

Centrale principes van endogene groeitheorie zijn onder meer:

  • Het vermogen van het overheidsbeleid om het groeipercentage van een land te verhogen als dit leidt tot intensievere concurrentie op de markten en helpt bij het stimuleren van product- en procesinnovatie.
  • Kapitaalinvesteringen leveren steeds meer schaalopbrengsten op , vooral in infrastructuur en investeringen in onderwijs, gezondheidszorg en telecommunicatie.
  • Investeringen van de particuliere sector in O&O zijn een cruciale bron van technologische vooruitgang.
  • De bescherming van eigendomsrechten en octrooien is essentieel om bedrijven en ondernemers te stimuleren om aan O&O deel te nemen.
  • Investeren in menselijk kapitaal is een essentieel onderdeel van groei.
  • Het overheidsbeleid moet ondernemerschap aanmoedigen als middel om nieuwe bedrijven te creëren en uiteindelijk als een belangrijke bron van nieuwe banen, investeringen en verdere innovatie.

Geschiedenis van de endogene groeitheorie

Endogene groeitheorie ontstond in de jaren tachtig als alternatief voor de neoklassieke groeitheorie. Het vroeg zich af hoe de welvaartskloven tussen ontwikkelde en onderontwikkelde landen zouden kunnen blijven bestaan ​​als investeringen in fysiek kapitaal, zoals infrastructuur, onderhevig zijn aan afnemende opbrengsten.

Econoom Paul Romer bracht het argument naar voren dat technologische verandering niet alleen een exogeen bijproduct is van onafhankelijke wetenschappelijke ontwikkelingen. Hij probeerde te bewijzen dat het overheidsbeleid, inclusief investeringen in O&O en intellectuele eigendomswetten, bijdroeg aan het bevorderen van endogene innovatie en het voeden van aanhoudende economische groei.

Romer klaagde eerder dat zijn bevindingen niet serieus genoeg waren genomen. Hij ontving echter de Nobelprijs voor de economie van 2018 voor zijn studies over economische groei op de lange termijn en de relatie met technologische innovatie. Zijn concepten worden ook regelmatig besproken door politici wanneer ze discussiëren over manieren om economieën te stimuleren.

Kritiek op endogene groeitheorie

Een van de grootste punten van kritiek op de endogene groeitheorie is dat het onmogelijk is deze te valideren met empirisch bewijs. De theorie wordt ervan beschuldigd te zijn gebaseerd op aannames die niet nauwkeurig kunnen worden gemeten.