Het rijkdomseffect
Wat is het rijkdomseffect?
Het welvaartseffect is een gedragseconomische theorie die suggereert dat mensen meer uitgeven naarmate de waarde van hun bezittingen stijgt. Het idee is dat de consument zich meer financieel veilig en vol vertrouwen over hun rijkdom als hun huis of investering portefeuilles in waarde stijgen. Ze voelen zich rijker, ook al zijn hun inkomen en vaste lasten hetzelfde als voorheen.
Belangrijkste leerpunten
- Het welvaartseffect stelt dat consumenten zich financieel zekerder en zekerder voelen over hun vermogen wanneer hun huizen of beleggingsportefeuilles in waarde stijgen.
- Ze voelen zich rijker, ook al zijn hun inkomen en vaste lasten hetzelfde als voorheen.
- Critici beweren dat hogere uitgaven leiden tot vermogenswaardering, en niet andersom, en dat alleen hogere woningwaarden mogelijk kunnen worden gekoppeld aan hogere uitgaven.
Hoe het rijkdomeffect werkt
Het welvaartseffect weerspiegelt het psychologische effect dat stijgende vermogenswaarden, zoals die zich voordoen tijdens een bullmarkt, hebben op het bestedingsgedrag van de consument. Het concept benadrukt hoe het gevoel van veiligheid, ook wel het consumentenvertrouwen genoemd, wordt versterkt door forse waardestijgingen van beleggingsportefeuilles. Extra vertrouwen draagt bij aan hogere uitgaven en lagere besparingen.
Deze theorie kan ook op bedrijven worden toegepast. Bedrijven hebben de neiging om hun aanwervingsniveaus en kapitaaluitgaven (CapEx) te verhogen als reactie op stijgende activawaarden, op een vergelijkbare manier als aan de consumentenkant.
Dit betekent dat de economische groei zou moeten versterken tijdens bullmarkten – en zou moeten uithollen in bearmarkten.
Speciale overwegingen
Op het eerste gezicht is het idee dat het rijkdomseffect persoonlijke consumptie stimuleert, logisch. Het is redelijk om aan te nemen dat iemand die op enorme winsten uit een huizen- of aandelenportefeuille zit, eerder geneigd zal zijn om te spetteren op een dure vakantie, een nieuwe auto of andere discretionaire items.
Desalniettemin beweren critici dat het vergroten van het vermogen een veel kleinere impact op de consumentenuitgaven zou moeten hebben dan andere factoren, zoals belastingen, huishoudelijke uitgaven en werkgelegenheidstrends. Waarom? Omdat een waardevermeerdering van de portefeuille van een belegger eigenlijk niet gelijk staat aan een hoger besteedbaar inkomen.
Aanvankelijk moeten winsten op de aandelenmarkt als niet-gerealiseerd worden beschouwd. Een niet-gerealiseerde winst is een winst die op papier staat, maar die nog moet worden verkocht in ruil voor contanten. Hetzelfde geldt voor torenhoge vastgoedprijzen.
Voorbeeld van The Wealth Effect
Voorstanders van het welvaartseffect kunnen wijzen op verschillende gevallen waarin aanzienlijke renteverhogingen en belastingverhogingen tijdens bullmarkten er niet in slaagden de consumentenbestedingen af te remmen. De gebeurtenissen in 1968 zijn een goed voorbeeld.
De belastingen werden met 10% verhoogd, maar mensen bleven meer uitgeven. Hoewel het beschikbare inkomen daalde als gevolg van de extra belastingdruk, bleef het vermogen groeien naarmate de aandelenmarkt aanhoudend hoger klom.
Kritiek op The Wealth Effect
Toch is er onder marktdeskundigen veel discussie over de vraag of het welvaartseffect echt bestaat, vooral in de context van de aandelenmarkt. Sommigen geloven dat het effect meer te maken heeft met correlatie en niet met oorzakelijk verband, en stellen voor dat hogere uitgaven leiden tot vermogenswaardering en niet andersom.
Huisvesting vs. effecten op de aandelenmarkt
Hoewel het nog niet definitief is verbonden, is er robuuster bewijs dat hogere uitgaven aan hogere huiswaarden koppelt.
Economische beroemdheden Karl Case en Robert Shiller, de ontwikkelaars van de Case-Shiller-indices voor huizenprijzen, gingen samen met John Quigley op zoek naar de theorie van het vermogenseffect door gegevens te verzamelen van 1982 tot 1999. De resultaten, gepresenteerd in een paper met de titel ‘Comparing Wealth Effecten: de aandelenmarkt versus de huizenmarkt ‘, vond’ op zijn best zwak bewijs ‘van een vermogenseffect op de aandelenmarkt, maar sterk bewijs dat variaties in het vermogen van de huizenmarkt belangrijke effecten hebben op de consumptie.
De auteurs hebben hun onderzoek naar rijkdom en consumentenbestedingen in een panel van Amerikaanse staten later uitgebreid tot een langere periode van 37 jaar, van 1975 tot het tweede kwartaal van 2012. Deresultaten, gepubliceerd in januari 2013, toonden aan dat een toename van het woningvermogen, vergelijkbaar met de stijging tussen 2001 en 2005, zou de gezinsuitgaven over de vier jaar met in totaal ongeveer 4,3% stijgen. Daarentegen zou een daling van het woningvermogen vergelijkbaar met de crash tussen 2005 en 2009 een bestedingsdaling van ongeveer 3,5% veroorzaken.
Verschillende andere economen hebben beweringen gesteund dat een toename van het huizenvermogen extra uitgaven aanmoedigt. Anderen betwisten deze theorieën echter en beweren dat eerder onderzoek over het onderwerp overdreven is.