25 juni 2021 5:32

Waarom deze Europese landen de euro niet gebruiken

De vorming van de Europese Unie (EU) maakte de weg vrij voor een verenigd financieel systeem met meerdere landenonder één munt – de euro. Hoewel de meeste EU-lidstaten ermee instemden de euro in te voeren, hebben enkelen, zoals het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Zweden (onder andere), besloten vast te houden aan hun eigen oude valuta.  Dit artikel bespreekt de redenen waarom sommige EU-landen de euro hebben afgeschrikt en welke voordelen dit voor hun economie kan opleveren.

Er zijn momenteel 27 landen in de Europese Unie en daarvan zijn acht landen niet in de eurozone – het eengemaakte monetaire systeem dat de euro gebruikt. Twee van deze landen, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken, zijn wettelijk vrijgesteld van het invoeren van de euro (het VK heeft gestemd om de EU te verlaten, zie Brexit ). Alle andere EU-landen moeten de eurozone toetreden nadat ze aan bepaalde criteria hebben voldaan. Landen hebben echter het recht om het voldoen aan de criteria van de eurozone uit te stellen en daarmee hun invoering van de euro uit te stellen. 

EU-landen zijn divers in cultuur, klimaat, bevolking en economie. Naties hebben verschillende financiële behoeften en uitdagingen die moeten worden aangepakt. De gemeenschappelijke munt legt een systeem van centraal monetair beleid op dat uniform wordt toegepast. Het probleem is echter dat wat goed is voor de economie van het ene land in de eurozone, verschrikkelijk kan zijn voor het andere. De meeste EU-landen die de eurozone hebben vermeden, doen dat om hun economische onafhankelijkheid te behouden. Hier volgt een overzicht van de problemen die veel EU-landen onafhankelijk willen aanpakken.

Belangrijkste leerpunten

  • Er zijn 27 landen in de Europese Unie, maar 8 daarvan bevinden zich niet in de eurozone en gebruiken daarom de euro niet.
  • De 9 landen kiezen ervoor om hun eigen valuta te gebruiken als een manier om financiële onafhankelijkheid te behouden bij bepaalde belangrijke kwesties.
  • Die kwesties omvatten het bepalen van het monetaire beleid, het omgaan met kwesties die specifiek zijn voor elk land, het omgaan met de staatsschuld, het moduleren van de inflatie en de keuze om de valuta in bepaalde omstandigheden te devalueren.

Opstellen van monetair beleid

Aangezien de Europese Centrale Bank ( ECB ) het economische en monetaire beleid voor alle landen van de eurozone bepaalt, is er geen onafhankelijkheid voor een individuele staat om een ​​beleid uit te werken dat is afgestemd op zijn eigen omstandigheden.  Het Verenigd Koninkrijk, een non-euro provincie, kan zijn erin geslaagd om te herstellen van de kwantitatieve versoepeling  programma in maart 2009.3  In contrast, de Europese Centrale Bank wachtte tot 2015 met het starten van haar programma voor kwantitatieve versoepeling (geld creëren om staatsobligaties te kopenom de economie te stimuleren).

Omgaan met landspecifieke problemen

Elke economie heeft zijn eigen uitdagingen. Griekenland is bijvoorbeeld zeer gevoelig voor renteschommelingen, aangezien de meeste van zijn  hypotheken een variabele rente hebben in plaats van een vaste rente.  Griekenland is echter gebonden aan de voorschriften van de Europese Centrale Bank en heeft niet de onafhankelijkheid om de rentetarieven te beheren waarvan de bevolking en de economie het meeste profiteren.  Ondertussen is de Britse economie ook erg gevoelig voor renteschommelingen. Maar als land buiten de eurozone kon het de rente laag houden via zijn centrale bank, de Bank of England. 

9

Het aantal EU-landen dat de euro niet als munteenheid gebruikt; de landen zijn Bulgarije, Kroatië, Tsjechië, Denemarken, Hongarije, Polen, Roemenië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.

Kredietgever van het laatste redmiddel

De economie van een land is zeer gevoelig voor de rendementen op staatsobligaties. Ook hier hebben niet-eurolanden het voordeel. Ze hebben hun eigen onafhankelijke centrale banken die kunnen fungeren als de  geldschieter in laatste instantie  voor de schuld van het land. Bij stijgende obligatierentes beginnen deze centrale banken de obligaties op te kopen en vergroten zo de liquiditeit op de markten. De landen van de eurozone hebben de ECB als hun centrale bank, maar de ECB koopt in dergelijke situaties geen lidstaatspecifieke obligaties.  Het resultaat is dat landen als Italië door de gestegen obligatierendementen voor grote uitdagingen hebben gestaan.



Een gemeenschappelijke munt biedt voordelen voor de lidstaten van de eurozone, maar het betekent ook dat een systeem van centraal monetair beleid over de hele linie wordt toegepast; dit eengemaakte beleid betekent dat er een economische structuur kan worden opgezet die geweldig is voor het ene land, maar niet zo nuttig voor een ander land.

Inflatiebeheersende maatregelen

Wanneer de inflatie in een economie stijgt, is een effectieve reactie het verhogen van de rentetarieven. Niet-eurolanden kunnen dit doen via het monetaire beleid van hun onafhankelijke toezichthouders. Landen in de eurozone hebben die mogelijkheid niet altijd. Zo heeft de Europese Centrale Bank na de economische crisis de rente verhoogd uit angst voor hoge inflatie in Duitsland.  De verhuizing hielp Duitsland, maar andere landen in de eurozone, zoals Italië en Portugal, leden onder de hoge rentetarieven.11

Valutadevaluatie

Landen kunnen worden geconfronteerd met economische uitdagingen als gevolg van periodieke cycli van hoge inflatie, hoge lonen, verminderde export of verminderde industriële productie. Dergelijke situaties kunnen efficiënt worden aangepakt door devaluatie van de nationale valuta, waardoor export goedkoper en competitiever wordt en buitenlandse investeringen worden aangemoedigd. Niet-eurolanden kunnen hun respectieve valuta naar behoefte devalueren. De eurozone kan de waardering van de euro echter niet zelfstandig wijzigen- het heeft gevolgen voor 19 andere landen en wordt gecontroleerd door de Europese Centrale Bank. 

Het komt neer op

Landen in de eurozone floreerden voor het eerst onder de euro. De gemeenschappelijke munt zorgde voor het elimineren van devolatiliteitvan de wisselkoersen (en bijbehorende kosten), gemakkelijke toegang tot een grote en monetair verenigde Europese markt en prijstransparantie.  De financiële crisis van 2007-2008 bracht echter enkele valkuilen van de euro aan het licht. Sommige economieën in de eurozone hebben meer geleden dan andere (voorbeelden zijn Griekenland, Spanje, Italië en Portugal).  Door het gebrek aan economische onafhankelijkheid konden deze landen geen monetair beleid bepalen om hun eigen herstel zo goed mogelijk te bevorderen. De toekomst van de euro zal afhangen van de manier waarop het EU-beleid zich ontwikkelt om de monetaire uitdagingen van individuele landen onder één monetair beleid aan te pakken.